ECLI:NL:HR:2012:BV7494

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03424 J
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in een jeugdzaak betreffende bedreiging met een misdrijf tegen het leven

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een jeugdige verdachte die op 10 februari 2010 in Rotterdam de mededeling deed aan een slachtoffer dat hij hem zou bedreigen met woorden die duiden op een misdrijf tegen het leven. De verdachte heeft in de aangifte en tijdens het verhoor verklaard dat hij dreigende woorden heeft geuit, waaronder: 'ik haal mijn broer en mijn pipa'. De Hoge Raad heeft de bewezenverklaring van de bedreiging met een misdrijf tegen het leven beoordeeld aan de hand van de verklaringen van het slachtoffer en een getuige. De Hoge Raad oordeelde dat de verklaringen niet onverenigbaar waren en dat de betekenis die het Hof aan de bewijsmiddelen heeft gehecht, niet onbegrijpelijk was. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest benadrukt de zorgvuldigheid van de bewijsvoering in strafzaken, vooral in jeugdcriminaliteit.

Uitspraak

5 juni 2012
Strafkamer
nr. S 11/03424 J
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 juni 2011, nummer 22/005872-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10-652293-10 tenlastegelegde ontoereikend is gemotiveerd.
2.2. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 10 februari 2010 te Rotterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "dan sla ik jou eerst en maak ik je af. Wacht straks buiten maar, dan kom ik terug met meer mensen" en/of "ik pop je en ik haal mijn broer en mijn pipa", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking".
2.3. Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij op 10 februari 2010 te Rotterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "ik haal mijn broer en mijn pipa".
2.4. Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 februari 2010 van de politie Rotterdam - Rijnmond, nr. 2010048198-1, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven:
als de op 11 februari 2010 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [slachtoffer]:
Ik doe aangifte van bedreiging. Op 9 februari 2010 was ik werkzaam bij de Albert Heijn te Rotterdam. Ik zag 2 jongens staan. De jongen die de volle beertender had ingeleverd zal ik in het vervolg dader 1 noemen. De jongen die bij hem stond was vermoedelijk van Noord- Afrikaanse afkomst, 16 jaar oud, 1,70 meter groot. Hij had twee helmen in zijn handen. Ik zal deze jongen dader 2 noemen. Ik sprak dader 1 aan, maar die rende direct richting de uitgang van de winkel. Ik vroeg aan dader 2 of hij dader 1 kende. Ik weet dat dader 2 toen nog gesproken heeft met mijn teamleider.
Op woensdag 10 februari 2010 was ik opnieuw werkzaam bij de Albert Heijn te Rotterdam. Ik was buiten. Ik was op dat moment samen met [betrokkene] (het hof begrijpt:
[betrokkene]). Ik zag plotseling dader 2 staan. Hij was in het gezelschap van een andere jongen. Ik hoorde dat dader 2 tegen mij zei: "Dan sla ik jou eerst en maak ik je af. Wacht straks buiten maar, dan kom ik terug met meer mensen", of woorden van gelijke strekking. Ik schrok erg van deze woorden en voelde me bedreigd.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 februari 2010 van de politie Rotterdam - Rijnmond, nr. 2010048198- 15, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven:
als de op 12 februari 2010 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene]:
Op 10 februari 2010 was ik werkzaam bij de Albert Heijn te Rotterdam. Ik was mijn collega [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer]) aan het helpen aan de achterkant van de Albert Heijn. Ik zag dat er twee jongens bij [slachtoffer] stonden. Een van hen zei tegen hem: "Ik haal mijn broer en mijn pipa"."
2.5. Kennelijk, en niet onbegrijpelijk, heeft het Hof aan deze bewijsmiddelen de betekenis toegekend dat [betrokkene] de verdachte tegen [slachtoffer] heeft horen zeggen: "ik haal mijn broer en mijn pipa" en daarbij heeft begrepen dat de verdachte met 'pipa' een pistool bedoelde, terwijl [slachtoffer] heeft gehoord dat de verdachte hem woorden toevoegde waarvan de strekking was dat de verdachte met anderen zou terugkomen om hem ([slachtoffer]) af te maken. Aldus verstaan zijn de beide tot bewijs gebezigde verklaringen met elkaar niet onverenigbaar, en dragen zij de bewezenverklaring ook voor zover inhoudend dat [slachtoffer] de in de bewezenverklaring genoemde woorden heeft gehoord en heeft opgevat als bedreiging met een tegen zijn leven gericht misdrijf. Het middel faalt derhalve.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 5 juni 2012.