ECLI:NL:HR:2012:BV9085
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Noodweer(exces) en de beoordeling van noodzakelijke verdediging in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor opzettelijke mishandeling van een slachtoffer op 16 augustus 2008 in Uitgeest. De verdachte had tijdens een ruzie, waarin zijn vriend betrokken was, het slachtoffer met een vuist in het gezicht geslagen. De verdediging stelde dat de verdachte handelde uit noodweer of noodweerexces, omdat hij zich bedreigd voelde door de situatie. Het Hof verwierp dit beroep, oordelend dat de gedraging van de verdachte niet kon worden aangemerkt als noodzakelijk ter verdediging tegen een wederrechtelijke aanranding. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat het niet onbegrijpelijk was en toereikend gemotiveerd. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte had kunnen volstaan met het wegduwen van het slachtoffer en dat zijn vuistslag niet als verdedigend kon worden aangemerkt, maar eerder als een aanval. Hierdoor faalde het beroep op noodweer en noodweerexces. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep, waarmee de eerdere veroordeling van de verdachte in stand bleef.