ECLI:NL:HR:2012:BV9212

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02723 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbeslagneming van servers en networkanalyser in het kader van rechtshulpverzoek van de Verenigde Staten

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem, waarin de rechtbank het klaagschrift van de klaagster, [Klaagster], gegrond heeft verklaard. De klaagster had verzocht om teruggave van servers en een networkanalyser die in beslag waren genomen naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van de Verenigde Staten. De Rechtbank oordeelde dat de inbeslagneming onrechtmatig was, omdat deze in strijd was met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. De Hoge Raad heeft de relevante overwegingen van de Rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat de Rechtbank de verkeerde maatstaf heeft aangelegd bij haar beoordeling van het klaagschrift. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

De zaak begon met een rechtshulpverzoek van de Amerikaanse autoriteiten op 3 maart 2011, dat betrekking had op het vastleggen van gegevens van vijf IP-adressen. De inbeslagneming van de servers en de networkanalyser vond plaats op 1 april 2011, na een mondeling verzoek van de autoriteiten. De Rechtbank oordeelde dat de inbeslagneming onterecht was, omdat de gegevens van de servers gemakkelijk en snel veiliggesteld hadden kunnen worden zonder inbeslagneming. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit had miskend en dat de inbeslagneming niet gerechtvaardigd was. De Hoge Raad heeft de beschikking vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof voor verdere behandeling.

Uitspraak

22 mei 2012
Strafkamer
nr. S 11/02723 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem van 28 april 2011, nummer RK 11/396, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klaagster], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Nadien is bij de Hoge Raad binnengekomen een brief van de raadsman van de klaagster, mr. H.A.J. de Jong, advocaat te 's-Gravenhage.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
1.2. Namens de klaagster hebben de raadsman voornoemd en mr. A. Verbruggen, advocaat te 's-Gravenhage, schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de Rechtbank bij de beoordeling van het klaagschrift de verkeerde maatstaf heeft aangelegd.
2.2. De Rechtbank heeft het klaagschrift van de klaagster, strekkende tot teruggave van de naar aanleiding van een rechtshulpverzoek onder [A] B.V. inbeslaggenomen servers en networkanalyser, gegrond verklaard en de teruggave aan de klaagster gelast van voornoemde voorwerpen. De Rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
"De rechtbank komt tot het oordeel dat de inbeslagname van de tien servers en de networkanalyser onrechtmatig is. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Het oorspronkelijke rechtshulpverzoek zag op het vastleggen van gegevens die konden worden gekoppeld aan een vijftal, door [A] BV gehoste, IP-adressen. Ten tijde van de doorzoeking ter inbeslagneming waren van aan twee IP-adressen gekoppelde servers reeds forensic images gemaakt, zodat de vordering aan de rechter-commissaris feitelijk nog zag op 3 IP-adressen.
Bij de behandeling in raadkamer is gebleken dat gemakkelijk en in zeer korte tijd te achterhalen was geweest welke server(s) gekoppeld zijn aan die drie IP-adressen, namelijk door middel van het zogenoemde 'booten' van de servers. In relatief korte tijd en ter plaatse hadden vervolgens door middel van forensic images de gegevens van de betreffende servers veiliggesteld kunnen worden.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de inbeslagname van de servers en de networkanalyser in strijd met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, te meer daar deze als gevolg heeft gehad dat de bedrijfsactiviteiten van klaagster stil zijn komen te liggen.
Nu klaagster buiten redelijke twijfel heeft gesteld ten aanzien van de servers en de networkanalyser rechthebbende te zijn, zal de rechtbank teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan klaagster bevelen."
2.3. In cassatie moet van het volgende worden uitgegaan. Op 3 maart 2011 is een rechtshulpverzoek ontvangen van de autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika, strekkende tot het vastleggen van de gegevens van vijf 'IP-adressen'. De uitvoering van dat verzoek heeft niet geleid tot het vastleggen van de gegevens van alle 'IP-adressen'. Op 1 april 2011 is door genoemde autoriteiten mondeling verzocht over te gaan tot de inbeslagneming van 'tien servers en een networkanalyser'. Een daartoe strekkend schriftelijk rechtshulpverzoek is ontvangen op 12 april 2011. Ter uitvoering van dat verzoek zijn de in het klaagschrift bedoelde servers en networkanalyser in beslag genomen.
2.4. Bij de beoordeling van het middel dient het volgende te worden vooropgesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat, indien een verzoek als het onderhavige is gegrond op een verdrag - zoals hier het geval is - op grond van art. 552k, eerste lid, Sv aan dat verzoek zoveel mogelijk het verlangde gevolg dient te worden gegeven. Deze bepaling dient aldus te worden verstaan dat slechts van inwilliging van het verzoek kan worden afgezien indien zich belemmeringen van wezenlijke aard voordoen die voortvloeien uit het toepasselijke verdrag onderscheidenlijk de wet, in het bijzonder art. 552l Sv, dan wel indien door de inwilliging van het rechtshulpverzoek wordt gehandeld in strijd met fundamentele beginselen van Nederlands strafprocesrecht (vgl. HR 19 maart 2002, LJN ZD2927, NJ 2002/580).
2.5. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de inbeslagneming van de servers en de networkanalyser in strijd is met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Door aldus te oordelen heeft de Rechtbank blijk gegeven van miskenning van de te dezen toepasselijke, hiervoor onder 2.4 weergegeven maatstaf.
2.6. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2012.