ECLI:NL:HR:2012:BV9233

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00955
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake diefstal van benzine

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van diefstal van benzine, gepleegd op twee verschillende data in Rotterdam. Het Hof had bepaald dat er geen straf of maatregel werd opgelegd voor de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, waardoor de verdachte in dat deel van zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk werd verklaard. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de motivering van de bewezenverklaring van de diefstal verworpen, maar heeft wel geoordeeld dat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) was overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van tien maanden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze vastgesteld op negen maanden en twee weken. De overige middelen van de verdachte konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de uitspraak.

Uitspraak

15 mei 2012
Strafkamer
nr. S 10/00955
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 februari 2010, nummer 22/003580-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend ten aanzien van het onder 8 tenlastegelegde feit en ten aanzien van de strafoplegging, in zoverre tot zodanige beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het Hof heeft ter zake van de onder 1 bewezenverklaarde overtreding van art. 5 van de Wegenverkeerswet 1994 bepaald dat geen straf of maatregel wordt opgelegd. In zoverre kan de verdachte - gelet op art. 427, tweede lid, Sv - in zijn beroep in cassatie niet worden ontvangen.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring onder 7 en 8 onvoldoende is gemotiveerd. Daartoe is aangevoerd dat het Hof in een nadere bewijsoverweging een beroep doet op feiten en omstandigheden die niet blijken uit de gebezigde bewijsmiddelen en het Hof evenmin met voldoende mate van nauwkeurigheid heeft aangegeven aan welke bewijsmiddelen het die feiten en omstandigheden heeft ontleend.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"7. hij op 02 februari 2007 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 23,11 liter benzine (98 ongelood), toebehorende aan Esso ([a-straat]).
8. hij op 02 augustus 2007 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 20,35 liter benzine (98 ongelood), toebehorende aan Esso ([a-straat])."
3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"Ten aanzien van het onder 7 primair bewezenverklaarde
15. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 19 juni 2008 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik heb bij de Esso aan de [a-straat] in Rotterdam getankt zonder daarvoor te betalen. Het kan kloppen dat dat op 2 februari 2007 was.
16. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, proces-verbaalnummer 2007268824-4, d.d. 14 november 2007, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en een andere bevoegde opsporingsambtenaar, voorzover inhoudende:
als de op 14 november 2007 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van de verdachte - zakelijk weergegeven -:
Ik heb bij de Esso aan de [a-straat] te Rotterdam ongeveer 20 tot 30 liter benzine getankt. Het zou op 2 februari 2007 kunnen zijn geweest. Ik heb getankt aan de buitenzijde van het tankstation, zodat ik direct weg kon rijden. Ik had geen geld en ik ben weggereden zonder te betalen. Ik reed toen in een blauwe Volvo 940; het kan kloppen dat het kenteken van die auto [AA-00-BB] was.
17. Het proces-verbaal van aangifte van de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, proces-verbaalnummer 2007268824-1, d.d. 6 augustus 2007, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende:
Als de op 6 augustus 2007 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 1] - zakelijk weergegeven -:
Op 2 februari 2007 werd gezien dat door de bestuurder van een blauwe Volvo 940, kenteken [AA-00-BB], bij de Esso, [a-straat 1] te Rotterdam, 23,11 liter benzine (98 ongelood) werd getankt, waarna de man wegreed zonder de getankte benzine af te rekenen. Hiervoor is geen toestemming gegeven.
Ten aanzien van het onder 8 primair bewezenverklaarde
18. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, proces-verbaalnummer 2007268595-3, d.d. 14 november 2007, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en een andere bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende:
als de op 14 november 2007 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van de verdachte - zakelijk weergegeven -:
U deelt mij mede waarover u mij wenst te horen, tanken zonder te betalen bij de Esso [a-straat] te Rotterdam. Ik heb daar getankt, zonder daarvoor te betalen, met mijn witte Mitsubishi, kenteken [CC-00-DD]. Het kan kloppen dat dit op 2 augustus 2007 is geweest. Ik heb mijn auto aan de buitenzijde van het tankstation gezet, zodat ik snel kon wegrijden. Ik heb waarschijnlijk 20 tot 30 liter getankt en ben toen zonder te betalen weggereden.
19. Het proces-verbaal van aangifte van de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, proces-verbaalnummer 2007268595-1, d.d. 6 augustus 2007, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende:
als de op 6 augustus 2007 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 1] - zakelijk weergegeven -:
Op 2 augustus 2007 werd door de bestuurder van een witte Mitsubishi Lancer, kenteken [CC-00-DD], bij de Esso [a-straat 1] te Rotterdam, 20,35 liter benzine (98 ongelood) getankt, waarna de man wegreed zonder de getankte benzine af te rekenen. Hiervoor is geen toestemming gegeven."
3.2.3. Het Hof heeft onder het opschrift "Nadere bewijsoverwegingen" voorts het volgende overwogen:
"Ter terechtzitting in hoger beroep van 20 januari 2010 heeft de raadsman voorts betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder (...) 7 primair en 8 primair tenlastegelegde, een en ander zoals nader is verwoord en toegelicht in zijn aan het proces-verbaal van deze terechtzitting gehechte pleitnotitie.
(...)
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
(...)
Op grond van verdachtes feitelijke gedragingen en zijn verklaringen, als blijkende uit de gebezigde bewijsmiddelen, is naar het oordeel van het hof onomstotelijk komen vast te staan dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van benzine, zoals bewezenverklaard onder 7 primair en 8 primair. In het bijzonder heeft het hof hierbij acht geslagen op verdachtes eigen verklaringen voor zover inhoudende dat hij op de bedoelde dagen geen geld had, dat zijn benzine op was en dat hij de personenauto waarin hij reed bewust aan de buitenzijde van de betreffende tankstations parkeerde om direct na het tanken te kunnen wegrijden. Hieruit volgt dat de verdachte reeds voorafgaand aan het tanken van de benzine, de beslissing had genomen die niet te betalen.
Het hof verwerpt dan ook de verweren van de raadsman, zoals hierboven omschreven."
3.2.4. De pleitnotitie van de raadsman waarnaar in de overwegingen van het Hof wordt verwezen, houdt het volgende in:
"Vrijspraak diefstal feit [de Hoge Raad leest:] 7
Ten aanzien van dit feit verklaart cliënt: 'Ik had geen geld en mijn benzine was op, daarom ben ik weggereden zonder te betalen.' Niet blijkt op welk moment cliënt besloot de benzine niet te betalen. Derhalve kan diefstal niet worden bewezen.
Vrijspraak diefstal feit [de Hoge Raad leest:] 8
Ten aanzien van dit feit verklaart cliënt: 'Ik heb getankt en ben toen weggereden zonder te betalen.' Hieruit volgt dat cliënt eerst na het wegnemen besloot om niet te betalen, hetgeen vrijspraak van diefstal moet opleveren."
3.3.1. Voor zover het middel opkomt tegen de overweging van het Hof dat de verdachte heeft verklaard dat zijn benzine op was, mist het belang. Dat onderdeel van de bewijsoverweging heeft - naast de vaststelling door het Hof dat de verdachte telkens benzine heeft getankt - geen zelfstandige betekenis en kan derhalve niet als redengevend voor de bewezenverklaring worden aangemerkt.
3.3.2. De in de nadere bewijsoverweging vermelde feiten en omstandigheden zijn, blijkens 's Hofs overwegingen, ontleend aan "verdachtes eigen verklaringen". Gelet op de inhoud van de door het Hof voor het bewijs gebezigde verklaringen van de verdachte, heeft het Hof kennelijk voor de bewezenverklaring onder 7 redengevend geacht de in de - voor die bewezenverklaring tot het bewijs gebezigde - verklaringen van de verdachte vermelde omstandigheden dat hij geen geld had en dat hij getankt heeft aan de buitenzijde van het tankstation, zodat hij direct weg kon rijden, en voor de bewezenverklaring onder 8 redengevend geacht de in de - voor die bewezenverklaring tot het bewijs gebezigde - verklaring van de verdachte vermelde omstandigheid dat hij zijn auto aan de buitenzijde van het tankstation had gezet zodat hij snel kon wegrijden. Aldus gelezen mist het middel voor het overige feitelijke grondslag, zodat het niet tot cassatie kan leiden.
4. Beoordeling van het vijfde middel
4.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
4.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van tien maanden.
5. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
6. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
7. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep voor zover betrekking hebbend op het onder 1 bewezenverklaarde;
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze negen maanden en twee weken beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 15 mei 2012.