ECLI:NL:HR:2012:BV9286

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01051
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafoplegging wegens ontoereikende motivering in een cassatiezaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren op 10 september 1976, was eerder veroordeeld voor het plegen van verduistering. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, voor zijn deelname aan een organisatie die zich bezighield met flessentrekkerij en valsheid in geschrift. De advocaat-generaal had echter geconcludeerd dat de strafoplegging niet voldoende was gemotiveerd, omdat het Hof ten onrechte had vastgesteld dat de verdachte eerder was veroordeeld voor verduistering, terwijl het uittreksel Justitiële Documentatie dit niet bevestigde.

De Hoge Raad oordeelde dat de strafmotivering van het Hof ontoereikend was. De vaststelling dat de verdachte eerder was veroordeeld voor verduistering was niet begrijpelijk, wat leidde tot de conclusie dat de strafoplegging niet op de juiste wijze was onderbouwd. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbeoordeling van de straf.

De Hoge Raad benadrukte dat de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hadden gemaakt aan ernstige misdrijven, waarbij zij op grote schaal flessentrekkerij en valsheid in geschrift pleegden. Dit had geleid tot aanzienlijke financiële schade voor de slachtoffers. De Hoge Raad nam ook in overweging dat de verdachte inmiddels een positieve wending aan zijn leven had gegeven en blijk had gegeven van inzicht in de ernst van zijn daden. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak van een zorgvuldige strafmotivering onderstreept.

Uitspraak

10 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/01051
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 februari 2010, nummer 22/006015-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte 2], geboren te Schiedam op 10 september 1976, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat de strafoplegging betreft en in zoverre tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt over de strafmotivering.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij in de periode van 31 december 2003 tot en met 19 april 2005 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en [verdachte 4] en, [verdachte 3] en [verdachte 1] en [A] en/of [B] B.V. en/of [C] B.V. en/of [D] en/of [J] B.V., welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van flessentrekkerij als bedoeld in artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht en het plegen van valsheid in geschrift als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.
2. hij in of omstreeks de periode van februari 2004 tot en met februari 2005 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen - al dan niet op naam van
(a.) [A] of
(b.) [B] B.V. of
(c.) [C] B.V. en/of [D] of
(d.) [J] B.V. -
met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk de navolgende goederen gekocht te weten:
Kirby stofzuigers van [K] en
een beamer van [L] en/of [betrokkene 11] en
verrekijkers van [M] v.o.f. en
fietsen van [N] B.V. en/of [betrokkene 12] en/of [O] B.V. en
koffiezetapparaten van [P] B.V. en
pakken (print)papier van [E] en
dekbedden en hoeslakens van [Q] B.V. en
koffiezetapparaten en sapcentrifuges van [R] B.V. en
minicoolers van [S] en
wereldontvangers van [T] en
strandlakens van [U] en
een rolsteiger van [V] en
flessen wijn van [W] en/of [betrokkene 13] en
skelters van [X] en
dartborden van [Y] en
batterijladers (incl. batterijen) van [Z] en/of [betrokkene 14] en
gazonmaaiers van [AA] en
pakken papier van [BB] en
kluizen van (de eenmanszaak) [CC] en/of [betrokkene 15] en
toner kits van [DD] en
golfsets van [EE] B.V. en
wekkerradio's van [FF] en
messensets van [GG]."
2.2.2. Het Hof heeft de verdachte te dier zake onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het heeft ten aanzien van de strafoplegging het volgende overwogen:
"De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft over een langere periode deelgenomen aan een organisatie die zich op grote schaal bezig hield met flessentrekkerij en valsheid in geschrift. Door aldus te handelen heeft verdachte doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd. De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich daarbij niet bekommerd om het financiële nadeel dat de slachtoffers hierbij hebben geleden. Het hof is van oordeel dat aldus een ernstige inbreuk is gemaakt op de rechtsorde, gelet ook op de schaal waarop is geopereerd en de professionele wijze waarop te werk is gegaan. Bovendien hebben de verdachte en zijn medeverdachten door flessentrekkerij misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de leveranciers van de goederen in hen stelden. Voorts heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 januari 2010, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het plegen van verduistering, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen. In het voordeel van de verdachte heeft het hof meegewogen dat de verdachte zijn leven inmiddels een positieve wending heeft gegeven en ter terechtzitting blijk heeft gegeven het verwerpelijke van zijn handelen in te zien en reeds een bedrag heeft gespaard teneinde zijn slachtoffers schadeloos te kunnen stellen."
2.3. De vaststelling van het Hof dat de verdachte "eerder is veroordeeld voor het plegen van verduistering" is niet begrijpelijk, nu het door het Hof genoemde uittreksel Justitiële Documentatie geen veroordeling wegens verduistering inhoudt. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
2.4. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 10 april 2012.