ECLI:NL:HR:2012:BW0958

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CPG 10/03956
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.G. van Hilten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijstelling van omzetbelasting bij intracommunautaire verwervingen van tandprothesen

In deze zaak staat de vraag centraal of een tandarts, die tandprothesen heeft verworven uit Duitsland, aanspraak kan maken op vrijstelling van omzetbelasting voor deze intracommunautaire verwervingen. De belanghebbende, een tandarts, heeft in 2008 tandprothesen ter waarde van € 16.238 aangeschaft van een Duitse tandtechnicus, maar heeft hierover geen omzetbelasting op aangifte voldaan. De Inspecteur heeft na een boekenonderzoek een naheffingsaanslag van € 3.085 opgelegd, waartegen de tandarts bezwaar heeft gemaakt, maar dit bezwaar is afgewezen.

De Advocaat-Generaal (A-G) Van Hilten heeft in haar conclusie de vrijstelling voor intracommunautaire verwervingen besproken, zoals vastgelegd in artikel 140 van de btw-richtlijn. Ze heeft drie mogelijke uitleggingen van deze vrijstelling gepresenteerd: 1) geen vrijstelling voor tandprothesen omdat niet elke levering door een ondernemer in het binnenlands verkeer is vrijgesteld; 2) vrijstelling voor intracommunautaire verwervingen door tandartsen en tandtechnici; 3) vrijstelling voor intracommunautaire verwervingen die zijn 'opgeroepen' door een levering door een tandarts of tandtechnicus in de lidstaat van vertrek. De A-G geeft de voorkeur aan de derde uitlegging, maar acht het niet boven redelijke twijfel verheven dat deze uitlegging de juiste is.

De Minister van Financiën heeft betoogd dat het niet toepassen van de vrijstelling kan worden gebaseerd op het benutten van de ruimte die artikel 131 van de btw-richtlijn biedt aan lidstaten. De zaak is onderdeel van een serie van vier zaken die zich richten op btw-problemen met betrekking tot de internationale handel in tandprothesen. De A-G adviseert de Hoge Raad om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie voor te leggen, gezien de complexiteit van de btw-regelgeving en de verschillende uitleggingen die mogelijk zijn. De Hoge Raad heeft de beslissing in deze zaak aangehouden in afwachting van een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie.

Uitspraak

Derde kamer - uitspraak volgt.