ECLI:NL:HR:2012:BW4122
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- C.B. Bavinck
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake inkomstenbelasting en omkering bewijslast bij hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2004. De belanghebbende, die een hennepkwekerij had, was eerder door het Gerechtshof te Amsterdam veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De Inspecteur had de inkomsten uit de hennepkwekerij geschat op € 22.140, gebaseerd op het energieverbruik en het aantal oogsten. De Rechtbank te Haarlem had de eerdere uitspraken van de Inspecteur bevestigd, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank bekrachtigde.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewijslast met betrekking tot de juistheid van de uitspraken op bezwaar omgekeerd en verzwaard was. Het Hof had geoordeeld dat de Inspecteur in redelijkheid had kunnen schatten dat de belanghebbende in 2004 inkomsten had genoten uit de verkoop van twee geslaagde hennepoogsten. De belanghebbende had echter niet kunnen onderbouwen dat de Inspecteur een te hoge schatting had gemaakt. De Hoge Raad concludeerde dat er geen rechtsregel was die de Inspecteur verplichtte om zich aan te sluiten bij de schatting van de rechter in de ontnemingsprocedure. De omstandigheid dat de rechter in die procedure tot een bepaalde schatting was gekomen, betekende niet dat de schatting van de inkomsten door de Inspecteur onjuist was.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en oordeelde dat de aanslag niet willekeurig was vastgesteld, maar berustte op een redelijke schatting. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.