ECLI:NL:HR:2012:BW4753
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- G. de Groot
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing bij gedeeltelijke afkoop van pensioen en de gevolgen voor de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X, woonachtig in Z, België, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 februari 2011, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004. De Inspecteur had de bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, waarop belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank te Breda. De Rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verminderde de aanslag. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en de aanslag opnieuw verminderde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en op 9 november 2012 arrest gewezen. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad achtte ook geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen, die op 12 april 2012 werd gepresenteerd, was dat het beroep in cassatie ongegrond verklaard moest worden. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde deze conclusie en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de eerdere uitspraken van de Rechtbank en het Hof werden bekrachtigd.