ECLI:NL:HR:2012:BW5643
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van de verdachte
Op 22 mei 2012 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 10/03532. De zaak betreft een beroep in cassatie van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 16 juni 2010 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1958, had geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Advocaat-Generaal Silvis concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in het beroep. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het beroep, omdat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel vereist dat een schriftuur met middelen van cassatie tijdig door een raadsman wordt ingediend. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster.