ECLI:NL:HR:2012:BW6730
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Uitoefening van privaatrechtelijke bevoegdheden door gemeenten in het kader van de Huisvestingswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Cohabitat C.V. en de Gemeente Lisse. De zaak betreft de uitoefening van privaatrechtelijke bevoegdheden door de gemeente in het kader van de Huisvestingswet. Cohabitat, de eiseres tot cassatie, had in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd, omdat zij van mening was dat het verdelingsbeding dat de Gemeente had opgelegd, de Huisvestingswet op onaanvaardbare wijze doorkruiste. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een onaanvaardbare doorkruising voor de portiekwoningen die onder de huurprijsgrens vielen, maar dat de vordering voor de woningen boven de huurprijsgrens wel werd toegewezen.
Cohabitat ging in hoger beroep, maar het gerechtshof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. Het hof oordeelde dat de Huisvestingswet een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte beoogt en dat de Gemeente de bevoegdheid heeft om privaatrechtelijke overeenkomsten te sluiten die de instandhouding van de woningvoorraad bevorderen. Cohabitat betoogde dat de Gemeente in strijd handelde met het verbod van détournement de pouvoir, maar het hof verwierp dit argument. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat het verdelingsbeding en de wijze waarop dit door de Gemeente wordt toegepast, geen onaanvaardbare doorkruising van de Huisvestingswet opleveren.
De Hoge Raad heeft het beroep van Cohabitat verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Dit arrest benadrukt de ruimte die gemeenten hebben om privaatrechtelijke bevoegdheden in te zetten voor de instandhouding van de woningvoorraad, zelfs als dit invloed heeft op de verdeling van woonruimte.