ECLI:NL:HR:2012:BW6864
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Salduz-verweer en de rol van rechtsbijstand bij politieverhoren
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was aangehouden op verdenking van het bezit van een gestolen bromfiets en had tijdens zijn aanhouding twee messen overhandigd aan de verbalisanten. De verdediging voerde aan dat de verklaring van de verdachte over de messen niet gebruikt mocht worden als bewijs, omdat hij niet in de gelegenheid was gesteld om voorafgaand aan het verhoor een advocaat te raadplegen, in strijd met de Salduz-jurisprudentie. Het Hof had echter geoordeeld dat de verklaring van de verdachte niet gelijkgesteld kon worden met een verklaring die was afgelegd tijdens een eerste ondervraging over het strafbare feit waarvoor hij was aangehouden.
De Hoge Raad herhaalde de relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelde dat de vraag van de verbalisant aan de verdachte over de reden waarom hij de messen bij zich droeg, wel degelijk betrekking had op zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof onjuist was, omdat het de aanspraak op rechtsbijstand te beperkt interpreteerde. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtsbijstand voor verdachten tijdens politieverhoren en de noodzaak om hen de gelegenheid te bieden om een advocaat te raadplegen voordat zij vragen over hun betrokkenheid bij een strafbaar feit beantwoorden. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in gevallen waarin verdachten worden geconfronteerd met vragen die hun betrokkenheid bij een strafbaar feit kunnen impliceren.