ECLI:NL:HR:2012:BW7009
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van arrest inzake opzegging arbeidsovereenkomst door curator in faillissement
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft de opzegging van een arbeidsovereenkomst door de curator van een failliete vennootschap. De eiser, die als directeur en enig aandeelhouder van de failliete vennootschap [A] B.V. fungeerde, had een arbeidsovereenkomst met deze vennootschap. Na de faillietverklaring op 8 april 2008, heeft de curator de arbeidsovereenkomst opgezegd op 29 december 2008. De eiser vorderde betaling van achterstallig loon en een vergoeding voor het gemis van zijn leaseauto, maar de kantonrechter wees deze vordering af op grond van het feit dat de eiser zich niet als een goed werknemer had gedragen, zoals vereist door artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek.
Het gerechtshof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, maar de Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst op een andere wijze was geëindigd dan door de opzegging door de curator. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de omstandigheden die het hof had genoemd, niet konden dragen dat de arbeidsovereenkomst eerder was geëindigd. De Hoge Raad benadrukte dat de eiser geen statutair bestuurder was en dat de curator de arbeidsovereenkomst op de juiste wijze had opgezegd. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de rechtspositie van werknemers in faillissementssituaties, vooral met betrekking tot de opzegging van arbeidsovereenkomsten door curatoren.