ECLI:NL:HR:2012:BW8304

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02775
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot levering van aandelen en de toepasselijkheid van artikel 3:300 lid 2 BW in het kader van koopovereenkomsten

In deze zaak gaat het om een geschil over de levering van aandelen en de toepasselijkheid van artikel 3:300 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De eisers, bestaande uit drie natuurlijke personen en de vennootschap Prosperity B.V., hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak heeft zijn oorsprong in een eerdere procedure waarbij de rechtbank Roermond op 6 juni 2007 een vonnis heeft gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de relevante feiten en eerdere uitspraken, waaronder een arrest van het hof van 25 januari 2011, waartegen de eisers beroep in cassatie hebben ingesteld.

De kern van het geschil betreft de vraag of de overeenkomst tot levering van aandelen tot stand is gekomen en of de eisers ontvankelijk zijn in hun rechtsmiddel. De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de eisers niet-ontvankelijk zijn in hun hoger beroep, omdat zij niet voldaan hebben aan de inschrijvingsvereisten van artikel 3:301 lid 2 BW. De Hoge Raad stelt vast dat dit artikel enkel van toepassing is op registergoederen en niet op aandelen op naam.

Daarnaast wordt in de uitspraak ingegaan op de borgstelling van [verweerder 1] voor de financiële verplichtingen van de failliete vennootschappen van de Stramproy Group. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens worden de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de eisers begroot op een totaal van € 8.651,49, inclusief verschotten en salaris voor de advocaat.

Uitspraak

21 september 2012
Eerste Kamer
11/02775
TT/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [Eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4. PROSPERITY B.V.,
gevestigd te Oss,
5. STRAMPROY CONTRACTING B.V.,
gevestigd te Stramproy, gemeente Weert,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. D.M. de KNIJFF,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
Eisers worden hierna ieder afzonderlijk aangeduid als [eiser 1], [eiseres 2], [eiser 3], Prosperity en Stramproy Contracting en gezamelijk ook als [eiser] c.s. en verweerders als [verweerder] c.s. onderscheidenlijk [verweerder 1] en [verweerster 2].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 78445 / HA ZA 07-166 van de rechtbank Roermond van 06 juni 2007;
b. het arrest in de zaak HD 200.032.429 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 januari 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. heeft ten aanzien van klacht sub 1 van de cassatiedagvaarding geconcludeerd tot referte en ten aanzien van klachten sub 2.1., 2.2. en 3 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging en verwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerder 1] is bestuurder van [verweerster 2] die bestuurder is van SPSUA B.V. [Verweerder 1] was bovendien bestuurder en aandeelhouder van enkele andere vennootschappen, waaronder Stramproy Beheer B.V., samen Stramproy Group genaamd.
(ii) [Eiser 1] is bestuurder van de Stichting [A], welke stichting bestuurder is van [eiseres 2]. [Eiser 3] is bestuurder van Prosperity. [Eiseres 2] en Prosperity zijn samen bestuurder van [B] B.V.
(iii) [Verweerder 1] heeft zich op 26 juni 1998 persoonlijk borg gesteld jegens de Rabobank voor de financiële verplichtingen van Stramproy Group tot een bedrag van ƒ 400.000,-- (€ 181.512,09).
(iv) De vennootschappen die Stramproy Group vormden zijn in juli 2004 failliet verklaard.
(v) Op 9 juli 2004 is door [verweerder] c.s. en [B] B.V. een intentieverklaring opgesteld en ondertekend, welke is gericht op de voortzetting van de activiteiten van Stramproy Group door [B] B.V. door middel van een nieuw op te richten vennootschap. Volgens de intentieverklaring zou [verweerder 1] een niet aanmerkelijk belang nemen van 4% tegen nominale waarde welke aandelen verplicht te koop worden aangeboden. [B] B.V. zou die aandelen terugkopen tegen een vast bedrag van € 200.000,-- binnen een periode van uiterlijk drie jaar.
(vi) Op 5 augustus 2004 is Stramproy Contracting opgericht, waarvan [eiseres 2] en Prosperity bestuurder en aandeelhouder zijn.
(vii) Op 10 augustus 2004 is tussen de curator in het faillissement van Stramproy Beheer B.V. enerzijds en [eiser 1] en [eiser 3] anderzijds een overeenkomst gesloten waarin onder meer is opgenomen dat betaling van het verschuldigde plaatsvindt bij het passeren van de akte van levering.
(viii) Bij brief van 23 december 2004 aan [verweerder 1] hebben [eiser 1] en [eiser 3] - namens Stramproy Contracting - onder meer de bereidheid uitgesproken om de aandelen over drie jaar terug te kopen voor een bedrag van in ieder geval € 200.000,--, te voldoen vanaf 2007 in vier gelijke, jaarlijkse termijnen.
(ix) Op 14 januari 2005 heeft de notaris een conceptakte van aandelenlevering aan [verweerder 1] verzonden waarin als verkopers worden aangeduid [eiseres 2] en Prosperity, als koper [verweerder 1] en als vennootschap Stramproy Contracting.
(x) Op 19 februari 2005 heeft [verweerster 2] de koopsom van de aandelen ten bedrage van € 720,-- aan de notaris betaald. De akte van aandelenlevering is niet gepasseerd voor de notaris. De aandelen zijn niet aan [verweerder 1] of aan [verweerster 2] geleverd.
3.2 [Verweerder] c.s. vorderen in dit geding, voor zover hier van belang, veroordeling van [eiseres 2] en Prosperity, althans [eiser 1] en [eiser 3], tot levering aan [verweerder] c.s. van 720 aandelen van nominaal € 1,-- elk in het kapitaal van Stramproy Contracting, conform de conceptakte tot levering, alsmede veroordeling tot nakoming van de (terug)koopovereenkomst ten aanzien van de 720 aandelen in het kapitaal van Stramproy Contracting voor een koopsom van € 200.000,--, met veroordeling tot betaling van die koopsom in vier termijnen.
In reconventie vorderen [eiser 1], [eiseres 2], [eiser 3] en Prosperity veroordeling van [verweerder 1] tot betaling van € 182.000,-- op grond van de borgstelling van [verweerder 1] jegens de Rabobank wier aanspraken door [eiser 1] en [eiser 3] zouden zijn overgenomen.
3.3 De rechtbank heeft de vorderingen van [verweerder] c.s. jegens [eiseres 2] en Prosperity toegewezen en heeft daarbij bepaald - voor het geval dat niet aan de veroordeling wordt voldaan - dat het vonnis in de plaats treedt van de op te maken notariële akte tot levering van de aandelen en dezelfde kracht zal hebben als een dergelijke akte.
De rechtbank heeft de eisers in reconventie niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering in reconventie.
3.4 Het hof heeft [eiser] c.s. in het door hen ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover dat is gericht tegen het in conventie gewezen vonnis. Het hof heeft dat oordeel gegrond op de overweging dat [eiser] c.s. in strijd met art. 3:301 lid 2 BW het ingestelde hoger beroep niet hebben laten inschrijven in de registers zoals bedoeld in art. 433 Rv. Voor zover het beroep van [eiser] c.s. is gericht tegen het in reconventie gewezen vonnis, is het door het hof verworpen.
3.5 Het eerste onderdeel is gericht tegen het oordeel van het hof dat [eiser] c.s. niet-ontvankelijk zijn in hun beroep voor zover dat is gericht tegen het in conventie gewezen vonnis, op de grond dat zij het hoger beroep niet op de voet van art. 3:301 lid 2 BW hebben doen inschrijven in de registers als bedoeld in art. 433 Rv. Het betoogt dat art. 3:301 lid 2 BW uitsluitend geldt ten aanzien van registergoederen (en derhalve niet ten aanzien van aandelen op naam).
3.6 Het onderdeel treft doel. Zoals uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.6-3.9 heeft art. 3:301 lid 2 BW alleen betrekking op registergoederen, waartoe aandelen in een vennootschap niet behoren.
3.7 Onderdeel 2.1 klaagt terecht dat het hof in rov. 4.8 is uitgegaan van een op 9 juli 2004 gesloten overeenkomst zonder daarbij in te gaan op de betwisting door [eiser] c.s. van de totstandkoming van deze overeenkomst en hun beroep op ontbinding daarvan. Evenzeer terecht klaagt onderdeel 3 over onbegrijpelijkheid van rov. 4.8 voor zover het hof daarin uit de enkele afspraak dat [B] zou zorgen voor vervallen van de borgstelling van [verweerder 1] heeft afgeleid dat die borgstelling ook daadwerkelijk is komen te vervallen.
3.8 Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 januari 2011;
verwijst de zaak naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [verweerder] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] c.s. begroot op € 6.051,49 aan verschotten en € 2.600,-- aan salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 21 september 2012.