ECLI:NL:HR:2012:BW8730

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04079
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van de benadeelde partij in cassatie en de verplichting tot een met redenen omklede beslissing

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een vordering van een benadeelde partij in een strafzaak, waarbij de verdachte in cassatie is gegaan. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof in zijn uitspraak verzuimd heeft een beslissing te nemen over de vordering van de benadeelde partij, zoals vereist door de artikelen 335 en 361, vierde lid, in verbinding met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bestreden uitspraak geen met redenen omklede beslissing bevatte over deze vordering, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. Hierdoor kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover deze geen beslissing bevatte omtrent de vordering van de benadeelde partij. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat deze in zoverre opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Het beroep van de verdachte wordt voor het overige verworpen. De Advocaat-Generaal had eerder geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen voor het deel dat betrekking had op de benadeelde partij.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van vorderingen van benadeelde partijen in strafzaken en de verplichting van de rechter om hierop een gemotiveerde beslissing te nemen. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, omdat het de noodzaak onderstreept van een duidelijke en gemotiveerde uitspraak over vorderingen van benadeelde partijen in het strafrecht.

Uitspraak

19 juni 2012
Strafkamer
nr. S 10/04079
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 augustus 2010, nummer 23/003942-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij heeft mr. M.W. Bouwman, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarin niet een beslissing is opgenomen over de benadeelde partij, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam in zoverre en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het namens de verdachte voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het namens de benadeelde partij voorgestelde middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof verzuimd heeft te beslissen op de vordering van de benadeelde partij.
3.2. Blijkens de stukken van het geding heeft [betrokkene 1] zich in eerste aanleg als benadeelde partij in het strafgeding gevoegd. De Politierechter heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Bij de stukken bevindt zich een "voegingsformulier hoger beroep", dat blijkens een daarop geplaatst stempel op 16 juli 2010 - dus voor de terechtzitting in hoger beroep van 20 juli 2010 - bij het Ressortsparket te Amsterdam is ingekomen. Dit stuk houdt in dat de benadeelde partij haar vordering wenst te handhaven.
3.3. De bestreden uitspraak bevat geen beslissing op de vordering van de benadeelde partij. Ingevolge de art. 335 en 361, vierde lid, in verbinding met art. 415 Sv was het Hof gehouden omtrent de vordering van de benadeelde partij een met redenen omklede beslissing te nemen. De bestreden uitspraak ontbeert een dergelijke beslissing en kan daarom in zoverre niet in stand blijven.
3.4. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend voor zover daarbij geen beslissing is genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 19 juni 2012.