ECLI:NL:HR:2012:BW9975
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontslag van rechtsvervolging bij beroep op afwezigheid van alle schuld na verkeersongeval
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 9 december 2007 te Huizen, waarbij hij met zijn auto tegen een boom botste. Het Hof had de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van afwezigheid van alle schuld. De Advocaat-Generaal had echter cassatie ingesteld, omdat het Hof volgens hem de feitelijke grondslag van het beroep op de strafuitsluitingsgrond niet voldoende had onderzocht. De Hoge Raad oordeelde dat de last tot het aannemelijk maken van de feitelijke grondslag niet uitsluitend op de verdachte mag worden gelegd. Het Hof had miskend dat het noodzakelijk is om de feitelijke grondslag van het beroep op afwezigheid van alle schuld te onderzoeken en dat de rechter de feiten moet waarderen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
De Hoge Raad benadrukte dat bij een beroep op een strafuitsluitingsgrond de rechter verplicht is om de feitelijke grondslag van dat beroep te onderzoeken. Dit betekent dat de rechter niet alleen mag afgaan op de verklaringen van de verdachte, maar ook andere relevante feiten en omstandigheden in overweging moet nemen. In dit geval was er onvoldoende bewijs dat de verdachte enige schuld had aan het ongeval, en daarom kon het Hof niet zonder meer tot ontslag van rechtsvervolging komen. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van strafuitsluitingsgronden in vergelijkbare zaken.