ECLI:NL:HR:2012:BX0799

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04415
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over grafschennis en de integriteit van een graf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van grafschennis, zoals vastgelegd in artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte op 27 augustus 2008 het nog geopende graf van zijn partner was ingegaan, het deksel van de kist had gehaald en zijn overleden partner had aangeraakt en vastgehouden. Het Hof oordeelde dat deze handelingen de integriteit van het graf hadden geschonden en dat dit kwalificeerde als grafschennis. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, mr. L.C.M. Jurgens, middelen van cassatie had voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vegter concludeerde tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting en dat de motivering toereikend was. De Hoge Raad bevestigde dat de handelingen van de verdachte, hoewel mogelijk een gebruikelijke manier van afscheid nemen, niet konden worden geaccepteerd als rechtvaardiging voor het schenden van de integriteit van het graf. De tenlastelegging was correct toegesneden op artikel 149 Sr, dat het opzettelijk schenden van een graf strafbaar stelt. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarmee de veroordeling van de verdachte in stand bleef.

Uitspraak

2 oktober 2012
Strafkamer
nr. S 10/04415
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 september 2010, nummer 23/004632-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Amsterdam, locatie de Tafelbergweg" te Amsterdam.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. L.C.M. Jurgens, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Tenlastelegging, bewezenverklaring, bewijsvoering en kwalificatie
2.1. Aan de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - in zaak B onder 1 tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 27 augustus 2008 te Amsterdam opzettelijk een graf, aan Begraafplaats Frederik Roeskestraat, heeft geschonden, althans enig op een begraafplaats, aan de Begraafplaats Frederik Roeskestraat, opgericht gedenkteken opzettelijk en wederrechtelijk heeft vernield of beschadigd."
2.2. Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij op 27 augustus 2008 te Amsterdam opzettelijk een graf, aan de Begraafplaats Frederik Roeskestraat, heeft geschonden."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"5. Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2008240419-1 van 27 augustus 2008, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar E.M. Nagel, doorgenummerde pagina's 14 tot en met 17.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangever [betrokkene 1], zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam voor Begraafplaats Buitenveldert, gelegen aan de Fred Roeskestraat te Amsterdam. Mijn functie is hovenier/grafdelver. Ik was op 27 augustus 2008 werkzaam op de begraafplaats. Daar was een uitvaart gaande van een overleden vrouw. Na de uitvaart kwam ik bij het graf van deze vrouw. Ik zag dat de kist op het zogenaamde daaltoestel stond en tot het maaiveld van het graf was ingedaald. Ik zag dat voor dit graf, aan het voeteneind, een man half op het daaltoestel hing. Ik zag dat hij half in het graf op de kist hing. Ik hoorde de man in dronkemanstaal schelden en vloeken. Ik heb getracht het daaltoestel te verwijderen en mijn collega wilde het groen verwijderen. Dit werd ons door de man onmogelijk gemaakt. Toen wij ons werk wilden voortzetten werd ik door de man weggeduwd. Ik hoorde toen dat hij tegen mij zei: "Ik ga je slaan, je blijft bij mijn vrouw weg en je laat haar met rust". Ik zag toen dat hij opstond met een fles in zijn hand. Ik zag dat dit een fles was waar sterke drank in zit. Ik zag dat ongeveer een kwart van deze drank nog in de fles zat. Ik zag dat hij zijn hand ophief om mij met deze fles te gaan slaan. Ik zag toen dat mijn collega de hand met de fles erin kon pakken en zo kon voorkomen dat hij mij met deze fles raakte. Ik voelde mij door deze man zeer bedreigd.
Ik zag toen even later dat de man in het graf sprong. Ik zag ook dat de man in het graf stond. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat de deksel van de kist was afgerukt. Daarbij moet geweld zijn toegepast omdat de kist normaliter is dichtgeschroefd met plug en schroef. Ik zag dat de schroeven er met plug en al waren uitgerukt. Toen ik in het graf keek, zag ik ook de vrouw daadwerkelijk in haar kist liggen. Ik zag dat de man haar aanraakte. Ik zag namelijk dat hij haar aaide op haar gezicht.
6. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2008240419-7 van 27 augustus 2008, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], doorgenummerde pagina's 10 tot en met 11.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Ik ben op 27 augustus 2008 getuige geweest van grafschennis op de begraafplaats Buitenveldert, gelegen aan de Fred Roeskestraat 103 te Amsterdam. Vandaag werd [betrokkene 2] begraven. Na de begrafenis is een man achtergebleven bij het graf. Deze man was dronken en hij had nog een fles drank in zijn handen. Ik heb samen met een collega op een afstand de man in de gaten gehouden. Ik zag dat de man eerst voor het open graf stond. Ik zag dat hij viel of sprong in het open graf. Ik zag dat de man weer uit het graf klom. Ik zag de man wederom het open graf ingaan. Ik hoorde vervolgens het geluid wat leek op het openmaken van de kist. Ik keek in het open graf en ik zag dat het deksel van de kist was gehaald. Ik zag namelijk het stoffelijke overschot van de vrouw in de kist liggen. Ik zag dat de man die het graf in was gegaan de overledene vasthield.
7. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2008240419-9 van 28 augustus 2008, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], doorgenummerde pagina's 18 tot en met 21.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik was op 27 augustus 2008 bij de begraafplaats op de Frederik Roeskestraat. Ik had verlof om de begrafenis van mijn vriendin [betrokkene 2] bij te wonen. Ik sprak haar vaak aan met "[betrokkene 2]". Ik kreeg van een man geld om drank te kopen. Ik was omstreeks 15:00 uur weggegaan om van het geld drank te kopen. Mijn vriendin [betrokkene 2] lag op dat moment nog opgebaard. Ze zou later worden begraven. Een vriend had voor mij in de Albert Heijn aan de Stadionweg twee flessen port gekocht. Ik ben vervolgens weer teruggegaan.
8. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 20082404419-8 van 27 augustus 2008, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4], doorgenummerde pagina's 6 tot en met 7.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Ik ben op 27 augustus 2008 getuige geweest van grafschennis op de begraafplaats Buitenveldert, gelegen aan de Fred Roeskestraat 103 te Amsterdam. Vandaag werd [betrokkene 2] begraven. Zij is de vrouw die is overleden in een politiecel op de Elandsgracht te Amsterdam. Ik zag bij het graf de partner van de overledene. Ik weet dat het de partner betreft, omdat hij zich tijdens de begrafenisplechtigheid als de partner van de overledene bekend had gemaakt. Van een afstand hield ik hem in de gaten. Inmiddels was hij in het graf gegaan, want ik zag hem namelijk het graf uitkomen. Vervolgens zag ik de man het graf weer in gaan. Ik ben naar het graf gelopen en ik zag dat hij over de rand van de kist liep en ik zag dat de kist openstond. Ik zag dat de man met zijn hand het gezicht van de overledene aanraakte.
9. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 200840419-1 van 27 augustus 2008, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6], los doorgenummerde pagina's 3 tot en met 5.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisanten, althans één hunner, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten, hebben ons op 27 augustus 2008 begeven naar de begraafplaats op de Frederik Roeskestraat te Amsterdam. Wij, verbalisanten, zijn vervolgens naar het graf toe gelopen. Wij zagen dat een man in het open graf stond. Wij zagen dat het deksel van de doodskist in zijn geheel openstond. Wij zagen dat daarin een levenloos lichaam van een vrouw lag. Wij, verbalisanten, hoorden dat de man zei: "[Betrokkene 2], wordt wakker". Wij zagen dat de man in het graf op zijn hurken ging zitten en dat de man het levenloze lichaam ter hoogte van het gezicht aanraakte."
2.4. Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als "het opzettelijk schenden van een graf" en heeft ten aanzien van een gevoerd verweer het volgende overwogen:
"De raadsman heeft betoogd dat de door de verdachte feitelijk verrichte handelingen niet kunnen worden gekwalificeerd als grafschennis en dat op die grond de verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte is het nog geopende graf van zijn partner ingegaan en heeft het deksel van de kist gehaald. De verdachte heeft vervolgens zijn overleden partner aangeraakt en vastgehouden. De verdachte heeft hiermee de integriteit van het graf geschonden, om welke reden deze door de verdachte verrichte feitelijke handelingen gekwalificeerd kunnen worden als grafschennis zoals strafbaar gesteld in artikel 149 Sr. Dat de gepleegde handelingen wellicht een voor de verdachte gebruikelijke manier van afscheid nemen van zijn partner zouden zijn, welke stelling de raadsman overigens niet nader heeft onderbouwd, doet daaraan niet af."
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel klaagt onder meer dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat te dezen sprake is van grafschennis als bedoeld in art. 149 Sr.
3.2. De tenlastelegging is toegesneden op art. 149 Sr.
Art. 149 Sr luidt als volgt:
"Hij die opzettelijk een graf schendt of enig op een begraafplaats opgericht gedenkteken opzettelijk en wederrechtelijk vernielt of beschadigt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie."
3.3. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte het nog geopende graf van zijn partner is ingegaan, het deksel van de kist heeft gehaald, zijn overleden partner heeft aangeraakt en vastgehouden. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte aldus de integriteit van het graf heeft geschonden en dat deze handelingen kunnen worden gekwalificeerd als grafschennis in de zin van art. 149 Sr. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
3.4. De klacht faalt.
4. Beoordeling van de middelen voor het overige
Ook voor het overige kunnen de middelen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma en J. Wortel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 2 oktober 2012.