ECLI:NL:HR:2012:BX1508
Hoge Raad
- Herziening
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis inzake afpersing met gebruik van een geuridentificatieproef
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2012 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad. De aanvrager, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor afpersing, gepleegd op 14 november 2003 in Almere. De Rechtbank had vastgesteld dat de aanvrager samen met een mededader geweld had gebruikt om slachtoffers te dwingen tot de afgifte van waardevolle spullen. De aanvrager stelde dat de veroordeling niet had plaatsgevonden als de rechter op de hoogte was geweest van twijfels over de betrouwbaarheid van de geuridentificatieproef die tegen hem was gebruikt als bewijs. De Procureur-Generaal concludeerde dat de aanvraag ongegrond was, en de Hoge Raad oordeelde dat het bewijs tegen de aanvrager ook zonder de geuridentificatieproef voldoende was. De Hoge Raad wees de aanvraag tot herziening af, omdat er geen ernstig vermoeden bestond dat de aanvrager vrijgesproken zou zijn als de onregelmatigheden bekend waren geweest. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en de aanvrager bleef veroordeeld tot jeugddetentie van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.