2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs en partiële vrijspraak
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Door de raadsman is ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, nu het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezen verklaring te kunnen komen van de oplichting dan wel de verduistering van de in de tenlastelegging genoemde personen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het handelen van verdachte wellicht is te duiden als slecht ondernemerschap, maar geen strafrechtelijke oplichting kan opleveren. Voorts is niet te traceren welke gelden verdachte zich wederrechtelijk zou hebben toegeëigend, zodat alleen al daarom van verduistering geen sprake kan zijn.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Uit het dossier blijkt dat verdachte verschillende bedrijven heeft (gehad) met onder andere als doel het verlenen van financiële diensten en het adviseren op het gebied van beleggingen en assurantiën. Van het bedrijf [B] B.V. is verdachte sinds 13 april 2001 enig aandeelhouder. Dit bedrijf bestaat nog steeds en is thans nog in handen van verdachte. Verdachte sloot uit naam van voornoemd bedrijf zowel mondelinge als schriftelijke leenovereenkomsten met de in de tenlastelegging genoemde aangevers, die inhielden dat men geld leende aan verdachtes bedrijf en dat dit geleende geld werd terugbetaald tegen een gegarandeerde rentevergoeding of dat men jaarlijks rente zou ontvangen over het geleende bedrag.
Verdachte heeft verklaard dat bij met voornoemd bedrijf vanaf 2003 verliezen leed in de aandelenportefeuille en dat het vanaf 2005 - na het overlijden van zijn secretaresse- zakelijk helemaal mis ging. Hij liet de financiële zaken op zijn beloop en het interesseerde hem allemaal niets meer. Verdachte is begin 2006 voor een periode van vier maanden naar India gegaan en vervolgens eind 2006/begin 2007 nog eens voor een periode van zeven maanden, omdat hij het door de zakelijke problemen niet meer zag zitten. In deze fase van zakelijke problemen heeft verdachte met geleend geld de bedrijfsvoering bekostigd en zich aldus dit geleende geld wederrechtelijk toegeëigend. Aldus vallen de ten laste gelegde en bewezen verklaarde verduisteringen in de ten laste gelegde en bewezen verklaarde pleegperiode.
Bewezen verklaarde verduistering van de gelden van aangevers [betrokkene 5], [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 7], [betrokkene 3] en [betrokkene 4].
[Betrokkene 5] heeft blijkens de schriftelijke overeenkomst d.d. 10 maart 1997 100.000 gulden geleend aan verdachte ten behoeve van aan- en verkoop van onroerende zaken. Dit geld is daadwerkelijk overgemaakt op de bankrekening van [B] B.V., maar [betrokkene 5] heeft het geld nooit teruggekregen van verdachte.
Verdachte verklaart dat hij in 2004 EUR 80.000,-- had uitgeleend aan reisbureau [C] in [plaats] van [betrokkene 8] om een vliegtuig uit Turkije terug te kunnen laten vliegen, maar dat [betrokkene 14] dit geld nooit heeft terugbetaald. Het doorlenen van het geld van [betrokkene 5] geschiedde echter zonder haar toestemming. Uit haar bij de politie afgelegde verklaring blijkt dat zij alleen toestemming had gegeven het door haar geleende geld door verdachte te laten beleggen. Voorts is een deel besteed aan lasten van zijn bedrijf, aldus verdachte.
Gelet op het voorgaande heeft verdachte het geld van [betrokkene 5], hoewel hij het geld rechtmatig onder zich had, tegen de afspraken in beheerd. Immers, overeengekomen was het lenen van geld ten behoeve van de aankoop van onroerend goed, maar verdachte heeft het geld in 2004 - tegen de afspraken met [betrokkene 5] - doorgeleend. Voorts is het geld nooit terugbetaald aan [betrokkene 5]. Naar het oordeel van het hof is derhalve sprake van verduistering.
[Betrokkene 1] heeft verklaard dat zij in de periode 1 maart 1994 tot en met 25 maart 2007 in totaal 218.000 gulden aan verdachte heeft geleend om dit vervolgens te laten beleggen door verdachte in onroerend goed. Daarvan is 80.000,-- gulden op een bankrekening in Luxemburg gezet en later overgeboekt naar een VSB-bankrekening in Breda, omdat er - zoals verdachte [betrokkene 1] had gezegd - iets was misgegaan bij de bank in Luxemburg. [Betrokkene 1] heeft hierover verklaard dat, toen zij niets hoorde over haar geld op de bankrekening in Luxemburg en zij hiernaar informeerde bij verdachte, hij haar vertelde dat zij het geld pas terug zou kunnen krijgen, indien zij een onderpand zou hebben hiervoor. Voor het overige is het geld belegd in onroerend goed. Verdachte heeft echter niets aan [betrokkene 1] terugbetaald.
Verdachte heeft verklaard dat 80.000 gulden op een bank in Luxemburg is gezet en vervolgens is gestort op een rekening in Nederland. En deel van het geld is na te zijn doorgeleend in 2004, terugbetaald en gebruikt in een van zijn bedrijven om de vaste lasten te betalen. Voorts heeft verdachte verklaard dat [betrokkene 1] het door haar aan verdachte geleende geld niet heeft teruggekregen.
Nu verdachte het geleende geld tegen de afspraken in heeft beheerd - overeengekomen was immers het beleggen in onroerend goed - en er uiteindelijk niets is terugbetaald, is er naar het oordeel van het hof ook in dit geval sprake van verduistering.
Op 2 mei 2006 sloot verdachte met aangever [betrokkene 2] een contract. [Betrokkene 2] leende EUR 30.000,-- uit aan verdachtes bedrijf [B] B.V. en op 31 december 2006 - slechts een ruime zeven maanden later - zou [betrokkene 2] het geld terugbetaald krijgen met een gegarandeerde rentevergoeding van maar liefst 15%, te weten in totaal een bedrag van EUR 34.500,-. [Betrokkene 2] maakte de EUR 30.000,- op 2 mei 2006 over op de rekening van [B] B.V., maar heeft tot op heden echter geen geld terug ontvangen van verdachte. Eind 2006 belde [betrokkene 2] nog naar verdachte om te vragen hoe het met de belegging ging, maar uit navraag bij een medewerker van het bedrijf bleek verdachte inmiddels met de noorderzon te zijn vertrokken.
Verdachte heeft verklaard, dat hij het voorgaande inderdaad was overeengekomen met [betrokkene 2] en dat hij dit geld heeft uitgeleend aan ene [betrokkene 15] die het geld zou beleggen. Deze [betrokkene 15] heeft het geld echter nooit terugbetaald. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij op dat moment niet helemaal helder was, gezien het feit dat zijn secretaresse net was overleden. Uit het dossier blijkt echter dat verdachtes secretaresse reeds in mei 2005, een jaar daarvoor - was overleden. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan verduistering door het geld dat hij van [betrokkene 2] geleend had, te beheren in strijd met de afspraken.
Op 17 maart 2006 sloot verdachte voorts met aangever [betrokkene 7] een contract. [betrokkene 7] leende EUR 20.000,-- uit aan verdachtes bedrijf [B] B.V. en op 31 december 2006 zou [betrokkene 7] het bedrag met een gegarandeerde rentevergoeding van 10 % terugbetaald krijgen, te weten een bedrag van EUR 22.000,-. Het geld zou worden belegd in onroerend goed. [Betrokkene 7] kwam erachter dat het geld in augustus 2006 nog steeds niet was belegd. Een aangetekende brief aan verdachte waarin hij werd gesommeerd het geld terug te betalen leverde niets op.
Verdachte heeft verklaard dat hij het voorgaande inderdaad was overeengekomen met [betrokkene 7] en dat hij het geld niet had belegd, maar had gebruikt voor de betaling van sociale lasten. Voorts heeft verdachte bij de politie verklaard dat zijn bedrijf [B] B.V. een slapende B.V. was sinds 2005 en hij dit bedrijf niet meer gebruikte. Echter, uit het voorgaande is gebleken dat voornoemde contracten tussen verdachte en [betrokkene 2] en [betrokkene 7] werden gesloten in 2006 en het bedrijf [B] wel degelijk werd gebruikt.
Uit het voorgaande concludeert het hof, dat verdachte - hoewel zijn bedrijf er financieel slecht voor stond en naar eigen zeggen een slapende B.V. was - desondanks toch twee contracten sluit met [betrokkene 2] en [betrokkene 7], waarin hij overeenkomt het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag te lenen om dit vervolgens met een gegarandeerd rendement van 10% respectievelijk 15% terug te zullen betalen. Dit rendement kon verdachte niet garanderen, gezien de in de reeds in 2005 ontstane slechte financiële omstandigheden van zijn bedrijf.
Naar het oordeel van het hof was verdachte dan ook nimmer in staat het geleende geld met voornoemde gegarandeerde rentevergoeding terug te betalen aan [betrokkene 2] en [betrokkene 7]. Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen kan echter niet volgen dat verdachte ook nimmer de intentie had om [betrokkene 2] en [betrokkene 7] terug te betalen, zodat van oplichting geen sprake kan zijn. Wel heeft verdachte de geleende gelden naar zijn eigen goeddunken - en tegen de afspraken in - aangewend ten behoeve van zijn eigen bedrijf, door met de gelden de sociale lasten te betalen. Daarbij neem het hof nog in aanmerking de omstandigheid dat verdachte als gevolg van zijn zakelijke problemen in 2006, zijn huis heeft leeggehaald om dit te verkopen en daarna twee keer voor lange duur naar India is vertrokken in plaats van stappen te ondernemen zijn financiële problemen op te lossen zodat hij [betrokkene 2] en [betrokkene 7] kon terugbetalen. Het laatste heeft dan ook nooit plaatsgevonden. Naar het oordeel van het hof is derhalve sprake van verduistering van zowel het geleende geldbedrag van [betrokkene 2] als het geleende geldbedrag van [betrokkene 7].
[Betrokkene 3] heeft op 20 oktober 2004 EUR 30.000,-- geleend aan verdachte ten behoeve van de aankoop van een auto van een andere klant van verdachte. Drie maanden later zou [betrokkene 3] het geld met 10% rente terugkrijgen. Op 19 november 2004 heeft [betrokkene 3] nog eens EUR 18.000,-- overgemaakt aan verdachte om te investeren in een B.V. Dit bedrag zou zes maanden later met rente worden terugbetaald.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij dit geld heeft doorgeleend aan familie [D] en dat de familie EUR 26.000,- heeft terugbetaald. Voorts heeft verdachte verklaard, dat hij met dit geld de openstaande vordering aan administratiekosten van zijn bedrijf ten laste van [D] heeft betaald en dat het is gebruikt voor de betaling van vaste lasten van zijn bedrijf.
Gelet op het voorgaande heeft verdachte het geleende geld van [betrokkene 3] naar zijn eigen goeddunken aangewend ten behoeve van zijn eigen bedrijf zonder het geleende geld op de eindduur van het contract aan [betrokkene 3] terug te betalen, zodat dit naar het oordeel van het hof verduistering oplevert.
[Betrokkene 4] heeft verklaard dat hij in mei 2002 een contract heeft gesloten met verdachte waarin was overeengekomen dat hij verdachte EUR 30.000,-- zou lenen ten behoeve van een lening aan [betrokkene 12], tegen een jaarlijkse rentevergoeding van 8%. Voorts heeft [betrokkene 4] verklaard, dat verdachte hem in oktober 2006 nog heeft gezegd dat het wel goed zou komen, maar het geld is echter nooit terugbetaald aan [betrokkene 4].
Verdachte heeft verklaard dat dit bedrag is doorgeleend aan [betrokkene 12] en dat deze het geld in termijnen aan verdachte zou terugbetalen, maar dat dit voor een deel, te weten EUR 10.000,-- nog niet is gebeurd. Voorts heeft verdachte verklaard dat het reeds terugbetaalde geld, een bedrag van EUR 20.000,-- in zijn bedrijf [A] B.V. is terechtgekomen om de lopende lasten te betalen.
Gelet op het voorgaande heeft verdachte het geld van [betrokkene 4] naar zijn eigen goeddunken aangewend ten behoeve van zijn eigen bedrijf en het geleende geld niet terugbetaald op de afgesproken einddatum van het contract, zodat dit naar het oordeel van het hof verduistering oplevert.
Naar het oordeel van het hof stond het verdachte niet vrij om, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, het geleende geld naar zijn eigen goeddunken te besteden, zolang het aan het eind maar zou worden terugbetaald aan de kredietgevers. Hij had zich moeten houden aan de met de kredietgevers gemaakte afspraken omtrent de besteding van de gelden en hij had ervoor te zorgen dat het geleende geld aan de aangevers werd terugbetaald. Gelet op het voorgaande kunnen de ten laste gelegde verduisteringen bewezen worden verklaard ter zake van [betrokkene 5], [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 7], [betrokkene 3] en [betrokkene 4]."