2.2.2. Met betrekking tot de bewijsvoering houdt het door het Hof bevestigde vonnis van de Rechtbank - met inbegrip van
8 voetnoten - het volgende in:
"4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op de hieronder zakelijk weergegeven feiten en omstandigheden die in de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen1 zijn vervat.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 12 oktober 2007 doet [betrokkene 5] aangifte2 van een overval in haar woning op 11 november 2007 tussen 22.30 uur en 22.45 uur. Zij is de eigenaresse van een Chinees restaurant. Op de bewuste avond heeft aangeefster gewerkt in het restaurant. Om 22.00 uur ging de deur van het restaurant dicht en is aangeefster door één van haar medewerkers op diens bromfiets thuis afgezet. Nadat aangeefster de voordeur open deed, werd zij in haar woning van achteren beetgepakt en voelde zij iemands hand voor haar mond. De andere hand van deze persoon zat om haar schouder. Aangeefster werd meegenomen naar de woonkamer en het licht werd aangedaan. Daar zag aangeefster dat er nog een andere persoon in de woning was. Degene die haar vasthield zei: "niet schreeuwen, ik ga je doodmaken". De andere persoon stond voor de aangeefster met een lange staaf en hield deze staaf dreigend voor de aangeefster. De aangeefster had een tas met de opbrengst van het restaurant bij zich. De daders hebben zich deze tas buit gemaakt en zij hebben het slachtoffer vervolgens naar haar slaapkamer geduwd, waarna zij de woning verlaten hebben. De daders worden omschreven als mannen van Marokkaanse afkomst.
Binnen het onderzoek "Muscatel" naar een criminele jeugdgroepering bekend onder de naam "Chassé-groep", werd op vordering van de officier van justitie (al eerder) een technische actie gestart op het telefoonnummer 06-[001] (in gebruik bij [betrokkene 1]). Uit voornoemd proces-verbaal blijkt voorts dat telefoonnummer 06-[002] in gebruik is bij [betrokkene 2] en telefoonnummer 06-[003] in gebruik is bij verdachte [verdachte].
De rechtbank heeft bij interlocutoir vonnis d.d. 14 juni 2010 bepaald dat nader onderzoek dient te worden verricht om meer duidelijkheid te krijgen op grond van welke feiten en omstandigheden de politie tot de conclusie is gekomen dat het telefoonnummer 06-[003] in gebruik is geweest bij verdachte. Uit het daarna opgemaakte proces-verbaal van bevindingen gebruiker telefoonnummer 06-[003] ([verdachte])4 blijkt dat door de verbalisant niet anders kan worden geconcludeerd dat het voornoemde telefoonnummer in de periode rond de gewelddadige inbraak in de woning van [betrokkene 5] op 11 oktober 2007 in gebruik was bij [verdachte].
De aangifte komt grotendeels op specifieke punten overeen met hetgeen uit de tapgesprekken5 naar voren is gekomen. Zo wordt in de gesprekken gesproken over de Chinese vrouw van de winkel met het standbeeld van de gouden leeuwen. Uit onderzoek is gebleken dat het restaurant van de Chinese vrouw een gouden standbeeld van een leeuw heeft6. Voorts blijkt uit de gesprekken dat de daders in de woning met twee mannen moesten zijn. Uit de aangifte blijkt dat er twee mannen in de woning aanwezig waren. De Chinese vrouw zou met een brommer thuis aankomen en door een jongen worden afgezet. Ook op dit punt strookt de aangifte met de inhoud van de telefoongesprekken. Daarbij komt dat in de gesprekken wordt besproken dat het licht aan moet wanneer de vrouw de woning zal binnenkomen en dat haar mond dichtgesnoerd moet worden. Blijkens de aangifte werd de aangeefster van achteren beetgepakt en voelde zij iemands hand voor haar mond, nadat zij haar voordeur opendeed. Het licht was op dat moment uit en werd pas aangedaan nadat ze werd meegenomen naar de woonkamer. Het gereedschap waar blijkens de gesprekken naar gezocht moet worden strookt met wat de aangeefster heeft verklaard over de ijzeren staaf. Ten slotte is uit onderzoek gebleken dat tegenover de woning van de aangeefster een garage is en twee percelen met gele deuren. Dit strookt met het telefoongesprek waarin gezegd wordt dat er een fiets achtergelaten zal worden bij de gele deur. Het tijdsbestek waarbinnen de gesprekken verlopen, komt bovendien ook grotendeels overeen met de in de aangifte genoemde tijdstippen.
De rechtbank is met de officier van justitie doch anders dan de raadsman van oordeel dat voornoemde wettige bewijsmiddelen en de daaruit vastgestelde feiten en omstandigheden, in hun onderling verband en samenhang bezien, voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte kan worden veroordeeld voor medeplichtigheid aan de diefstal met geweld. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank neemt de conclusie over uit het na de eerste zitting opgemaakte proces-verbaal dat het telefoonnummer 06-[003] op de bewuste datum in gebruik was bij verdachte, en maakt die tot de hare.
Uit de telefoongesprekken gevoerd via en met dit nummer blijkt dat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank van te voren op de hoogte was van het plan om de Chinese vrouw te beroven. De rechtbank komt tot die overtuiging doordat verdachte tijdens het telefoongesprek met [betrokkene 1] hem geen vragen stelt en geen uitleg vraagt wie die Chinese vrouw is en waarom hij moet gaan kijken7. Dit impliceert dat verdachte weet waar de daders mee bezig waren. Ook op de mededeling van [betrokkene 1] dat zij 'hier binnen' zijn, waarmee bedoeld wordt binnen bij [betrokkene 5], heeft verdachte geen vragen, integendeel, hij zegt daarop: 'Is goed'8. Door informatie te verstrekken, van belang voor de ophanden zijnde beroving, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan deze beroving.
De rechtbank is daarbij van oordeel dat verdachte naast opzet op de medeplichtigheid voorwaardelijk opzet heeft gehad op het door de mededaders gebruikte geweld. De daders waren van plan om de Chinese vrouw in haar woning op te wachten om haar geld afhandig te maken. De verdachte had moeten en kunnen weten dat bij een dergelijke overval geweld zou kunnen worden gebruikt, daar het niet waarschijnlijk was dat de Chinese vrouw het geld vrijwillig zou willen afgeven. De medeplichtigheid aan het gebruikte geweld kan daarom ook aan verdachte worden toegerekend.