ECLI:NL:HR:2012:BX4762

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04135 J
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen bewezenverklaring van medeplichtigheid aan diefstal met geweld

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor medeplichtigheid aan een gewelddadige diefstal. De feiten van de zaak dateren van 11 oktober 2007, toen de aangeefster, [betrokkene 5], werd overvallen in haar woning. De rechtbank had vastgesteld dat de verdachte, door het verstrekken van informatie over de aangeefster, medeplichtig was aan de diefstal. De Hoge Raad oordeelt dat de bewijsvoering van het Hof niet voldoet aan de eisen van nauwkeurigheid. De verwijzing naar de tapgesprekken, die als bewijs dienden, was onvoldoende gedetailleerd om de bewezenverklaring te onderbouwen. De Hoge Raad herhaalt eerdere jurisprudentie en concludeert dat de motivering van de bewezenverklaring ontoereikend is. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 30 oktober 2012.

Uitspraak

30 oktober 2012
Strafkamer
nr. S 11/04135 J
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 september 2011, nummer 23/001880-11, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
1.2. De raadsvrouwe heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is door het Hof - met bevestiging van het vonnis van de Rechtbank in zoverre -bewezenverklaard dat:
"[Betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4], althans een of meer andere personen, op 11 oktober 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met daarin onder andere een geldbedrag van ongeveer 2500 euro toebehorende aan [betrokkene 5], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte of zijn mededader [betrokkene 5] van achteren heeft vastgepakt en vastgehouden en tegen [betrokkene 5] heeft geroepen: "niet schreeuwen ik ga je doodmaken", en met een staaf voor [betrokkene 5] is gaan staan en daarbij die staaf dreigend heeft vastgehouden en tegen [betrokkene 5] heeft geroepen: "je hebt nog meer geld bij je, je hebt nog meer geld", en aan de tas van [betrokkene 5] heeft gerukt en getrokken en [betrokkene 5] naar de slaapkamer heeft geduwd, aan welk feit hij, verdachte op 11 oktober 2007 te Amsterdam opzettelijk medeplichtig is geweest, - door opzettelijk inlichtingen, door het slachtoffer [betrokkene 5] te observeren en/of gadeslaan en inlichtingen omtrent haar verblijfplaats, te verschaffen tot het plegen van voornoemd strafbaar feit."
2.2.2. Met betrekking tot de bewijsvoering houdt het door het Hof bevestigde vonnis van de Rechtbank - met inbegrip van
8 voetnoten - het volgende in:
"4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op de hieronder zakelijk weergegeven feiten en omstandigheden die in de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen1 zijn vervat.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 12 oktober 2007 doet [betrokkene 5] aangifte2 van een overval in haar woning op 11 november 2007 tussen 22.30 uur en 22.45 uur. Zij is de eigenaresse van een Chinees restaurant. Op de bewuste avond heeft aangeefster gewerkt in het restaurant. Om 22.00 uur ging de deur van het restaurant dicht en is aangeefster door één van haar medewerkers op diens bromfiets thuis afgezet. Nadat aangeefster de voordeur open deed, werd zij in haar woning van achteren beetgepakt en voelde zij iemands hand voor haar mond. De andere hand van deze persoon zat om haar schouder. Aangeefster werd meegenomen naar de woonkamer en het licht werd aangedaan. Daar zag aangeefster dat er nog een andere persoon in de woning was. Degene die haar vasthield zei: "niet schreeuwen, ik ga je doodmaken". De andere persoon stond voor de aangeefster met een lange staaf en hield deze staaf dreigend voor de aangeefster. De aangeefster had een tas met de opbrengst van het restaurant bij zich. De daders hebben zich deze tas buit gemaakt en zij hebben het slachtoffer vervolgens naar haar slaapkamer geduwd, waarna zij de woning verlaten hebben. De daders worden omschreven als mannen van Marokkaanse afkomst.
Binnen het onderzoek "Muscatel" naar een criminele jeugdgroepering bekend onder de naam "Chassé-groep", werd op vordering van de officier van justitie (al eerder) een technische actie gestart op het telefoonnummer 06-[001] (in gebruik bij [betrokkene 1]). Uit voornoemd proces-verbaal blijkt voorts dat telefoonnummer 06-[002] in gebruik is bij [betrokkene 2] en telefoonnummer 06-[003] in gebruik is bij verdachte [verdachte].
De rechtbank heeft bij interlocutoir vonnis d.d. 14 juni 2010 bepaald dat nader onderzoek dient te worden verricht om meer duidelijkheid te krijgen op grond van welke feiten en omstandigheden de politie tot de conclusie is gekomen dat het telefoonnummer 06-[003] in gebruik is geweest bij verdachte. Uit het daarna opgemaakte proces-verbaal van bevindingen gebruiker telefoonnummer 06-[003] ([verdachte])4 blijkt dat door de verbalisant niet anders kan worden geconcludeerd dat het voornoemde telefoonnummer in de periode rond de gewelddadige inbraak in de woning van [betrokkene 5] op 11 oktober 2007 in gebruik was bij [verdachte].
De aangifte komt grotendeels op specifieke punten overeen met hetgeen uit de tapgesprekken5 naar voren is gekomen. Zo wordt in de gesprekken gesproken over de Chinese vrouw van de winkel met het standbeeld van de gouden leeuwen. Uit onderzoek is gebleken dat het restaurant van de Chinese vrouw een gouden standbeeld van een leeuw heeft6. Voorts blijkt uit de gesprekken dat de daders in de woning met twee mannen moesten zijn. Uit de aangifte blijkt dat er twee mannen in de woning aanwezig waren. De Chinese vrouw zou met een brommer thuis aankomen en door een jongen worden afgezet. Ook op dit punt strookt de aangifte met de inhoud van de telefoongesprekken. Daarbij komt dat in de gesprekken wordt besproken dat het licht aan moet wanneer de vrouw de woning zal binnenkomen en dat haar mond dichtgesnoerd moet worden. Blijkens de aangifte werd de aangeefster van achteren beetgepakt en voelde zij iemands hand voor haar mond, nadat zij haar voordeur opendeed. Het licht was op dat moment uit en werd pas aangedaan nadat ze werd meegenomen naar de woonkamer. Het gereedschap waar blijkens de gesprekken naar gezocht moet worden strookt met wat de aangeefster heeft verklaard over de ijzeren staaf. Ten slotte is uit onderzoek gebleken dat tegenover de woning van de aangeefster een garage is en twee percelen met gele deuren. Dit strookt met het telefoongesprek waarin gezegd wordt dat er een fiets achtergelaten zal worden bij de gele deur. Het tijdsbestek waarbinnen de gesprekken verlopen, komt bovendien ook grotendeels overeen met de in de aangifte genoemde tijdstippen.
De rechtbank is met de officier van justitie doch anders dan de raadsman van oordeel dat voornoemde wettige bewijsmiddelen en de daaruit vastgestelde feiten en omstandigheden, in hun onderling verband en samenhang bezien, voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte kan worden veroordeeld voor medeplichtigheid aan de diefstal met geweld. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank neemt de conclusie over uit het na de eerste zitting opgemaakte proces-verbaal dat het telefoonnummer 06-[003] op de bewuste datum in gebruik was bij verdachte, en maakt die tot de hare.
Uit de telefoongesprekken gevoerd via en met dit nummer blijkt dat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank van te voren op de hoogte was van het plan om de Chinese vrouw te beroven. De rechtbank komt tot die overtuiging doordat verdachte tijdens het telefoongesprek met [betrokkene 1] hem geen vragen stelt en geen uitleg vraagt wie die Chinese vrouw is en waarom hij moet gaan kijken7. Dit impliceert dat verdachte weet waar de daders mee bezig waren. Ook op de mededeling van [betrokkene 1] dat zij 'hier binnen' zijn, waarmee bedoeld wordt binnen bij [betrokkene 5], heeft verdachte geen vragen, integendeel, hij zegt daarop: 'Is goed'8. Door informatie te verstrekken, van belang voor de ophanden zijnde beroving, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan deze beroving.
De rechtbank is daarbij van oordeel dat verdachte naast opzet op de medeplichtigheid voorwaardelijk opzet heeft gehad op het door de mededaders gebruikte geweld. De daders waren van plan om de Chinese vrouw in haar woning op te wachten om haar geld afhandig te maken. De verdachte had moeten en kunnen weten dat bij een dergelijke overval geweld zou kunnen worden gebruikt, daar het niet waarschijnlijk was dat de Chinese vrouw het geld vrijwillig zou willen afgeven. De medeplichtigheid aan het gebruikte geweld kan daarom ook aan verdachte worden toegerekend.
Voetnoten
1 De weergegeven bewijsmiddelen bevinden zich, tenzij anders vermeld, in het dossier van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland. De in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Verwezen wordt naar de desbetreffende pagina's in de dossiers.
2 P. 14 010 t/m 14 012 (aangifte van [betrokkene 5]).
3 P. 14 061 en 14 062 (proces-verbaal van bevindingen tijdslijn overval woning)
4 P. 1 t/m 8 (proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 7 juli 2010)
5 P. 14 076 t/m 14 122 (geschriften, te weten de weergave van tapgesprekken)
6 P. 14 058 (proces-verbaal van bevindingen)
7 P. 14 091 (een geschrift, zijnde een weergave van een tapgesprek)
8 P. 14 094 (een geschrift, zijnde een weergave van een tapgesprek)."
2.2.3. Het Hof heeft in het bestreden arrest overweging 4.3 van het vonnis van de Rechtbank als volgt aangevuld:
"Het hof stelt vast dat de verdediging in hoger beroep geen argumenten heeft aangevoerd die de redenering van de rechtbank met betrekking tot de door verdachte gevoerde en voor hem belastende telefoongesprekken ondergraven. Het feit dat de verdachte geen vragen heeft gesteld over doel en strekking van de gesprekken maakt de stelling van de verdediging dat de verdachte in het geheel geen idee heeft waar zijn gesprekspartner het over heeft volstrekt onaannemelijk. Derhalve is het hof met de rechtbank van oordeel dat de verdachte wist waar de daders mee bezig waren."
2.3. De werkwijze in de onderhavige zaak ten aanzien van de bewijsmotivering komt hierop neer dat de beslissing dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, steunt op een bewijsredenering waarin de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen zakelijk is samengevat, en waarin voor de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewijsbeslissing steunt, wordt verwezen naar de bewijsmiddelen waaraan deze feiten en omstandigheden zijn ontleend. In zo'n geval behoort de verwijzing naar de bewijsmiddelen zo nauwkeurig te zijn dat kan worden beoordeeld of de bewezenverklaring in toereikende mate steunt op de inhoud van wettige bewijsmiddelen en of de samenvatting geen ongeoorloofde conclusies of niet-redengevende onderdelen inhoudt dan wel of de bewijsmiddelen niet zijn gedenatureerd (vgl. HR 15 mei 2007, LJN BA0424, NJ 2007/367 rov. 5.6.1).
2.4. In de hiervoor weergegeven bewijsmotivering zijn aan tapverslagen ontleende feiten en omstandigheden vermeld die het Hof kennelijk redengevend heeft geacht voor de bewezenverklaring. De verwijzing in voetnoot 5 naar "p. 14 076 t/m 14 122 (geschriften, te weten de weergave van tapgesprekken)" voldoet echter niet aan de vereiste mate van nauwkeurigheid.
2.5. Voorts is de bewezenverklaring voor zover behelzende de volgende woorden of zinsneden:
(i) "[betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4]",
(ii) "te Amsterdam", "[heeft weggenomen een tas] met daarin onder andere een geldbedrag van 2500 euro",
(iii) "[dat hij, verdachte of zijn mededader] tegen [betrokkene 5] heeft geroepen "je hebt nog meer geld bij je, je hebt nog meer geld" en aan de tas van [betrokkene 5] heeft gerukt",
niet naar de eis der wet met redenen omkleed, aangezien deze woorden of zinsneden niet door de inhoud van de bewijsvoering worden geschraagd.
2.6. De bewezenverklaring is aldus ontoereikend gemotiveerd. Het middel klaagt daarover terecht.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 30 oktober 2012.