2.3.3. De bestreden uitspraak houdt onder de kop "Overwegingen met betrekking tot het bewijs" onder meer in:
"Het oordeel van het hof
Met de rechtbank constateert het hof dat in deze zaak twee verklaringen op een groot aantal punten tegenover elkaar staan. Enerzijds de verklaring van verdachte, die toegeeft gedurende een beperkte periode ontuchtige handelingen te hebben gepleegd, bestaande uit het wrijven over de vagina van [slachtoffer] en anderzijds de verklaring van [slachtoffer].
[Slachtoffer] heeft over de ontuchtige handelingen van haar vader verklaard dat deze hebben plaatsgevonden in de periode 1991 tot omstreeks 1994 (9e levensjaar). [Slachtoffer] heeft verder verklaard seksuele handelingen te hebben moeten ondergaan of heeft deze zelf moeten verrichten bij haar vader. Het gebeurde in de douche, in het bed van haar ouders, in haar eigen bed, in de woonkamer en in de keuken. De seksuele handelingen bestonden uit het aftrekken, het likken van de vagina, de borsten en tepels, het pijpen, het wrijven over de vagina, het duwen van de vingers in en de penis tegen de vagina.
Het hof acht de verklaringen van [slachtoffer] overtuigend en betrouwbaar en zal deze verklaringen bezigen voor het bewijs. Het hof komt daartoe op grond van het volgende.
[Slachtoffer] heeft haar ervaringen in april 1999 (in haar 14e levensjaar) genoteerd in haar dagboek. In het dagboek heeft [slachtoffer] geschreven over het likken tussen de benen, een hand en penis tussen de benen, pijpen, aftrekken, het duwen van de vingers in de vagina en het trachten te penetreren met de penis in de vagina. Zowel de verklaring van [slachtoffer] (die zij pas in april 2007 heeft afgelegd), de in het dagboek genoteerde ervaringen (genoteerd in april 1999) en haar verklaring bij de rechter-commissaris op 2 maart 2010 zijn zeer gedetailleerd en consistent. Reeds daarom acht het hof de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Naar het oordeel van het hof is, ook na kennisname van door de raadsvrouwe overgelegde passages uit een boek over incest waarvan het overigens de vraag is of dit het boek is geweest dat [slachtoffer] heeft gelezen voorafgaand aan het maken van haar dagboekaantekeningen, niet aannemelijk - en overigens ook niet gebleken - dat de verklaringen van [slachtoffer] en hetgeen zij heeft genoteerd in haar dagboek, door het lezen van een boek over incest beïnvloed zijn, in die zin dat zij over zaken heeft verklaard of geschreven die in werkelijkheid niet gebeurd zijn.
De verklaring van [slachtoffer] vindt bovendien steun in de verklaringen van de moeder van [slachtoffer] en van [betrokkene 1], de broer van [slachtoffer] en zoon van verdachte. Beiden verklaren met verdachte te hebben gesproken over wat [slachtoffer] is aangedaan. Tegenover de moeder van [slachtoffer] heeft verdachte, na confrontatie met de dagboekaantekeningen, verklaard 'het boetekleed aan te trekken' en tegen [betrokkene 1] heeft verdachte verklaard over het seksuele misbruik met [slachtoffer]. Beide getuigen hebben hun verklaring op dit punt bevestigd tegenover de rechter-commissaris. Tenslotte acht het hof het van belang dat door het buurmeisje [betrokkene 2] is verklaard dat zij gezien heeft dat aangeefster toen die ongeveer 5 jaar was met haar handje aan haar plasser zat en gehoord heeft dat aangeefster toen zei: 'papa doet zijn plasser daar'. De stelling van de raadsvrouw, dat de tenlastegelegde handelingen uitsluitend op basis van een enkele bron, te weten de verklaringen van [slachtoffer], bewezen zouden kunnen worden, gaat gelet op het vorenstaande niet op.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van deze bewijsmiddelen te twijfelen."