ECLI:NL:HR:2012:BX5403
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over getuigenverzoek en nietigheid van de uitspraak in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1989 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in hoger beroep veroordeeld voor een aantal strafbare feiten, waaronder een gewapende overval. De verdediging had ter terechtzitting van het Hof een verzoek gedaan om getuigen te horen, maar het Hof heeft hierop geen met redenen omklede beslissing genomen. Dit verzuim heeft geleid tot de nietigheid van de uitspraak, zoals bepaald in artikel 330 in verbinding met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad oordeelde dat het verzoek van de verdediging om getuigen te horen onmiskenbaar een voorwaardelijk verzoek was, zoals bedoeld in artikel 331, eerste lid, in verbinding met artikel 328 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen met betrekking tot het onder 13 tenlastegelegde feit, de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.
De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, omdat de overige middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster.