ECLI:NL:HR:2012:BX5459
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- W.F. Groos
- Y. Buruma
- J. Wortel
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging van een verdachte met betrekking tot het Vluchtelingenverdrag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1987, had op 25 april 2008 in Arnhem opzettelijk gebruik gemaakt van een niet op zijn naam gesteld Italiaans reisdocument. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard op grond van artikel 31, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag, omdat de verdachte rechtstreeks vanuit een land waar zijn leven of vrijheid werd bedreigd naar Nederland zou zijn gekomen. Het Hof oordeelde echter dat niet aannemelijk was dat de verdachte in Griekenland had verbleven, en dat hij eerder in Italië had verbleven. Dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat de verdachte niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij via Griekenland was binnengekomen. De Hoge Raad herhaalde dat voor de toepassing van artikel 31, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag, asielzoekers die kort in een transitland hebben verbleven, niet automatisch recht hebben op bescherming. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat het bestreden arrest vernietigd moest worden en de zaak terugverwezen naar het Hof voor herbehandeling. Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee het oordeel van het Hof werd bekrachtigd.