ECLI:NL:HR:2012:BX5468
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- W.F. Groos
- Y. Buruma
- J. Wortel
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Wederrechtelijke vrijheidsberoving door toediening van slaapmiddel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat hij een aangeefster een kop koffie had laten drinken waarin heimelijk een slaapmiddel was vermengd. De feiten van de zaak dateren van 27 september 2006, toen de aangeefster, na het drinken van de koffie, in slaap viel en haar bewegingsvrijheid werd ontnomen. De Hoge Raad oordeelde dat de gedraging van de verdachte niet kon worden gekwalificeerd als wederrechtelijke vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad stelde vast dat het brengen in een tijdelijke staat van bewusteloosheid of onmacht onder bepaalde omstandigheden kan worden aangemerkt als opzettelijke benadeling van de gezondheid, zoals bedoeld in artikel 300, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De overige middelen van cassatie werden verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de nuance in de kwalificatie van strafbare feiten en de noodzaak om de context van de gedragingen van de verdachte zorgvuldig te overwegen.
De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de kwalificatie van strafbare feiten die verband houden met de toediening van stoffen die de gezondheid van een persoon kunnen benadelen.