ECLI:NL:HR:2012:BX5512

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04905 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen beschikking teruggave inbeslaggenomen scheepsschroef

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X tegen een beschikking van de Rechtbank Groningen, waarin het klaagschrift van Y tot teruggave van een onder X inbeslaggenomen scheepsschroef gegrond is verklaard. De Hoge Raad heeft op 27 november 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 11/04905 B. De beschikking van de Rechtbank, gedateerd op 5 oktober 2011, heeft geleid tot de teruggave van de scheepsschroef aan Y. X heeft echter geen recht op cassatie tegen deze beschikking, zoals bepaald in artikel 552d, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad heeft ambtshalve opgemerkt dat het klaagschrift niet tijdens een openbare raadkamerzitting is behandeld, wat in strijd is met artikel 552a, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzuim leidt tot nietigheid van de beschikking, zoals eerder is vastgesteld in HR 19 december 2006, LJN AZ1663. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor een nieuwe behandeling van het beklag.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad X niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, waarmee de beslissing van de Rechtbank Groningen in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele behandeling van klaagschriften in het strafrecht en de gevolgen van het niet naleven van de wettelijke vereisten.

Uitspraak

27 november 2012
Strafkamer
nr. S 11/04905 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Groningen van 5 oktober 2011, nummer RK 11/553, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door [klager]. Namens deze heeft mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het beroep is gericht tegen een beschikking die is gegeven op het klaagschrift van [A] H.O.D.N. [B], welk klaagschrift strekte tot teruggave van een scheepsschroef - die onder [klager] in beslag was genomen - aan [A]. Bij de bestreden beschikking is het klaagschrift van [A] gegrond verklaard en de teruggave van de scheepsschroef aan hem gelast. Tegen die beschikking staat voor [klager] blijkens art. 552d, tweede lid, Sv geen cassatieberoep open (vgl. HR 3 februari 2004, LJN AO0610).
3. Ambtshalve beschouwing
Opmerking verdient nog het volgende. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een door de griffier van de Rechtbank vastgesteld en ondertekend stuk met opschrift "proces-verbaal", waarin is vermeld dat de bestreden beschikking zonder behandeling in een openbare raadkamer is gewezen. Ingevolge art. 552a, zesde lid, Sv dient het klaagschrift tijdens een openbare raadkamerzitting te worden behandeld. In art. 25, eerste lid, Sv is bepaald dat van het onderzoek in raadkamer door de griffier een proces-verbaal moet worden opgemaakt, behelzende de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen en voorts hetgeen verder bij dat onderzoek is voorgevallen, terwijl dat artikel tevens voorschriften bevat ten aanzien van de wijze waarop het proces-verbaal dient te worden ingericht, vastgesteld en ondertekend en bepaalt dat het proces-verbaal bij de processtukken wordt gevoegd. Het verzuim het klaagschrift op een openbare raadkamerzitting te behandelen leidt tot nietigheid van de beschikking (vgl. HR 19 december 2006, LJN AZ1663).
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [klager] niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2012.