ECLI:NL:HR:2012:BX5789
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorwaardelijke machtiging en voorlopige machtiging in psychiatrische zorg
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De zaak betreft een verzoek tot cassatie van een betrokkene die in eerste instantie een voorwaardelijke machtiging had gekregen van de rechtbank Utrecht. Deze machtiging was verleend op 6 februari 2012, met de voorwaarden dat de betrokkene contact zou houden met zijn ambulante behandelaar en zich zou houden aan het medicatievoorschrift. Echter, op 15 februari 2012 besloot de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis Altrecht/Willem Arntszhuis om de betrokkene alsnog op te nemen, omdat hij de voorwaarden niet had nageleefd en er gevaar was voor de betrokkene en anderen.
De rechtbank Utrecht heeft op 27 maart 2012 geoordeeld dat er voldaan was aan de gronden voor een gedwongen opname, maar de betrokkene heeft hiertegen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank niet alleen moest toetsen of de voorwaarden van de voorwaardelijke machtiging waren overtreden, maar ook of de gronden voor de vrijheidsbeneming op het moment van de rechterlijke beslissing aanwezig waren. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank buiten de grenzen van het geding was getreden door te oordelen over de rechtmatigheid van de vrijheidsbeneming zonder de juiste context te overwegen.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het geding terugverwezen naar de rechtbank Utrecht voor verdere behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige toetsing van de omstandigheden die leiden tot een gedwongen opname in het kader van de Wet Bopz, en de noodzaak voor de rechter om ex nunc te oordelen over de actuele situatie van de betrokkene.