ECLI:NL:HR:2012:BX6711

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/01106
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • W.D.H. Asser
  • A. Heisterkamp
  • J.C. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen gijzeling door de Staat in verband met verkeersboetes

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de eiser, wonende te [woonplaats], de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie) als verweerder had. De zaak betreft een kort geding waarin de eiser de Staat wilde verbieden tot gijzeling over te gaan in verband met verschuldigde verkeersboetes. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter en het gerechtshof, waartegen de eiser beroep in cassatie had ingesteld. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van het beroep, wat uiteindelijk ook door de Hoge Raad is gedaan. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De eiser werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Staat zijn begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is vastgesteld op 23 augustus 2012 en openbaar uitgesproken op 7 september 2012.

Uitspraak

7 september 2012
Eerste Kamer
12/01106
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk en mr. G.C. Nieuwland.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 408889 / KG ZA 11-1446 van de voorzieningenrechter te 's-Gravenhage van 16 januari 2012;
b. het arrest in de zaak 200.100.744/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 februari 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor de Staat toegelicht door haar advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 20 juni 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is vastgesteld op 23 augustus 2012 en gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren W.D.H. Asser en A. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 7 september 2012.