ECLI:NL:HR:2012:BX6716
Hoge Raad
- Cassatie
- W. van Ballegooijen
- A.G. Wattel
- Rechtspraak.nl
Grensoverschrijdende fiscale eenheid en toepassing van belastingverdragen in het kader van houdstermaatschappijen
In deze zaak staat centraal of intra-eenheidsrentebetalingen voor de toepassing van de Belastingregeling voor houdstermaatschappijen (BRK) zichtbaar zijn en of de rente in Nederland niet belast mag worden naar een hoger percentage dan 4% op basis van artikel 25 BRK. Tevens wordt de vraag behandeld of Nederlandse heffing over de interne rente in strijd is met het EU-recht. De Rechtbank en het Hof hebben de hogere beroepen van de belanghebbenden ongegrond verklaard. In cassatie betogen de belanghebbenden dat zij ten onrechte niet zijn aangemerkt als houdstervennootschap, waardoor de rentebaten op de intra-eenheidslening ten onrechte tegen meer dan 4% in Nederland zijn belast. Ook wordt aangevoerd dat het Hof ten onrechte de interne rentestroom tussen de fiscale-eenheidsmaatschappijen fiscaal onzichtbaar heeft geacht en dat de volledige Nederlandse vennootschapsbelastingheffing over de rente op de interne lening niet in strijd is met het EU-recht. De Advocaat-Generaal onderzoekt of recente jurisprudentie en kritiek in de literatuur aanleiding geven tot een andere uitkomst dan de op Sara Creek gebaseerde uitspraken van de feitenrechters. Hij concludeert dat de keuze voor de fiscale eenheid de fiscaalrechtelijk onzichtbare rente niet van enige fiscale winst aftrekbaar maakt. De belanghebbende poogt een ander resultaat te bewerkstelligen door als 'houdstermaatschappij' te worden aangemerkt, maar dit blijkt niet mogelijk. De A.-G. vindt onvoldoende aanleiding om terug te komen op de Sara Creek jurisprudentie. De conclusie van de Hoge Raad is dat de cassatieberoepen ongegrond zijn.