2.2.3. Het in het middel bedoelde verweer is door het Hof als volgt samengevat en verworpen:
"De raadsvrouw heeft bepleit met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 ten lastgelegde feiten dat de verdachte wegens niet strafbaarheid van de feiten wordt ontslagen van alle rechtsvervolging. Ter toelichting hierop heeft zij aangevoerd dat:
(1) het product Acacia Mixture een natuurproduct betreft dat niet als zodanig voorkomt op de lijsten I en II van de Opiumwet;
(2) de rechtbank ten onrechte van oordeel is geweest, dat door vermenging van het acaciablad en de passiebloem sprake is van 'bewerken' in de zin van de Opiumwet, hetgeen een onjuiste interpretatie is die in strijd komt met het legaliteitsbeginsel.
(3) geen sprake is geweest van extraheren van de van nature in het acaciablad aanwezige stof DMT, welk extract vervolgens aan andere stoffen is toegevoegd, zodat geen sprake is van een "preparaat" in de zin van het Psychotrope Stoffen Verdrag en de uitleg die daaraan wordt gegeven;
(4) blijkens de Nota van Toelichting bij het Besluit tot wijziging van lijst I en II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing op lijst I van oripavine en in verband met plaatsing op lijst II van hallucinogene paddenstoelen ( kamerstuk 31 447, verder: het "Paddo-Besluit") acaciablaadjes geen strafbare natuurproducten zouden betreffen.
Het hof verwerpt de opgeworpen verweren en overweegt als volgt.
Ad 1
Indien en voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat de uitleg die aan het Verdrag inzake psychotrope stoffen (Stb. 1989, 129, verder: het Verdrag) moet worden gegeven in het algemeen eraan in de weg staat dat een natuurlijke substantie welke niet als zodanig op de lijsten I en II van de Opiumwet voorkomt, doch wel een stof bevat die op een van die lijsten voorkomt, door enigerlei bewerking alsnog onder de lijsten I en II van de Opiumwet kan komen te vallen, vindt dit standpunt, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 5 november 2002, r.o. 3.4. (NJ 2003/488) geen steun in het recht. Ware het anders dan zou het doel van het Verdrag en de Opiumwet - bescherming van de volksgezondheid door bestrijding van misbruik en sluikhandel in psychotrope stoffen - worden gemist
Voor de bespreking van het verweer van de raadsvrouw dat de gedragingen van de verdachte niet aangemerkt kunnen worden als 'bewerken' in de zin van de Opiumwet en aldus geen strafbare gedragingen opleveren, gaat het hof uit van het volgende.
Ad 2
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de reeds verbrokkelde acaciabladeren uit praktisch oogpunt (verder) heeft vermalen, zodat hij daarmee de inhoud van de daarvoor bestemde buisjes gemakkelijker kon vullen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij de acaciabladeren in de verhouding 1 op 3 heeft vermengd met - naar hij dacht - passiebloem, welk laatste product als vulmiddel voor de oorspronkelijke vermalen acaciabladeren diende. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat door genoemde bewerking, te weten het (verder) vermalen van de acaciablaadjes en toevoegen van een hoeveelheid passiebloem of enig ander product, waarmee blijkens de verklaring van de verdachte meer volume en gewicht werd beoogd, een "preparaat" in de zin van het verdrag en de Opiumwet is vervaardigd. Dat acaciabladeren op zichzelf een natuurproduct zijn, doet hier niet aan af. Blijkens de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg was de toevoeging van passiebloem voorts bedoeld om de activering van de van nature in de acaciabladeren aanwezige DMT te bevorderen. Daaraan doet niet af dat bij nader onderzoek door drs. R. Jellema geen sporen van passiebloem zijn aangetroffen. Het blijft 'bewerken' in de zin van verdrag en Opiumwet.
Het verweer van de raadsvrouw wordt mitsdien verworpen.
Ad 3
Het bewerken, aanwezig hebben, verkopen en uitvoeren van DMT is op grond van het bepaalde bij of krachtens de Opiumwet strafbaar en was dit ook in de tenlastegelegde periode. Het betoog van de raadsvrouw dat in strijd met het legaliteitsbeginsel is gehandeld treft geen doel en wordt dan ook verworpen. Het hof neemt daarbij in ogenschouw dat de verdachte - gelet op zijn achtergrond en ervaring als oprichter en/of bestuurslid van het VLOS, de organisatie voor smartshophouders - op de hoogte moest zijn van de ter zake geldende regelingen.
Ad 4
De Nota van Toelichting bij het voorgenomen "Paddo-Besluit", waarop de raadsvrouw doelt ziet op de wijziging van lijst II bij de Opiumwet ten aanzien van paddenstoelen, waarvan bekend is dat deze van nature psilocine of psilocybine bevatten en heeft aldus geen betrekking op het werkzame bestanddeel DMT. Voor zover al uit deze nota zou zijn af te leiden dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van mening zou verschillen met de Hoge Raad over de vraag of gedroogde, gestampte, gemalen of in etenswaren verwerkte hallucinogene paddenstoelen al dan niet als preparaat in de zin van het verdrag en de Opiumwet zijn aan te merken, doet een en ander niet af aan hetgeen hiervoor is overwogen en beslist."