ECLI:NL:HR:2012:BX8106
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis inzake opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar
Op 25 september 2012 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herziening van een vonnis van de Rechtbank te Alkmaar. De aanvrager, geboren in 1981, had een verzoek tot herziening ingediend van een vonnis waarin hij niet strafbaar was verklaard voor het opzettelijk stichten van brand, met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen. De Rechtbank had de aanvrager ontslagen van alle rechtsvervolging en bevolen dat hij ter beschikking zou worden gesteld en van overheidswege zou worden verpleegd.
De Hoge Raad beoordeelde de aanvrage tot herziening aan de hand van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering. Volgens artikel 457 Sv kan een herziening alleen worden gebaseerd op nieuwe feiten die niet tijdens de eerdere rechtszitting aan het licht zijn gekomen en die een ernstig vermoeden wekken dat, indien deze feiten bekend waren geweest, de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest. De aanvrage tot herziening diende ook een opgave van bewijsmiddelen te bevatten die de nieuwe omstandigheden onderbouwen, zoals voorgeschreven in artikel 459 Sv.
De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatte die aan de vereisten van de wet voldeden. De aangevoerde gronden konden niet worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden die in artikel 457 Sv zijn genoemd. Daarom verklaarde de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat de aanvrager niet in zijn verzoek werd ontvangen en de eerdere uitspraak van de Rechtbank in stand bleef.