ECLI:NL:HR:2012:BX8158
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
Op 25 september 2012 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 12/01021 H, waarin een aanvrage tot herziening werd behandeld. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. B.J. Schadd, had verzocht om herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 24 november 2009 was gewezen. In dat arrest was de aanvrager veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden voor meerdere feiten, waaronder het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie.
De Hoge Raad beoordeelde de aanvrage tot herziening aan de hand van de wettelijke grondslagen zoals vastgelegd in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De aanvrager stelde dat er nieuwe feiten waren die niet bekend waren tijdens het oorspronkelijke proces, en die mogelijk tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden. De Hoge Raad concludeerde echter dat de aangevoerde omstandigheden niet nieuw waren en dat de rechter die de veroordeling had uitgesproken, deze feiten al kende.
De Hoge Raad oordeelde dat de fouten die door de politie waren gemaakt in de procedure rondom de geheimhoudersgesprekken niet voldoende waren om de aanvrage tot herziening te honoreren. De Hoge Raad wees de aanvrage tot herziening af, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de noodzaak dat nieuwe feiten daadwerkelijk substantieel en onbekend moeten zijn om tot herziening van een uitspraak te kunnen leiden.