ECLI:NL:HR:2012:BX9478

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/02375 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot herziening van een strafrechtelijke veroordeling wegens valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2012 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De aanvrager, die in 2009 was veroordeeld voor valsheid in geschrift, verzocht om herziening op basis van nieuwe feiten. De aanvraag was ingediend door mr. J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, namens de aanvrager, geboren in 1966. De aanvrager stelde dat zijn broer, [betrokkene 1], verantwoordelijk was voor de vervalsing van kentekenbewijzen van een Mercedes E220CDI, en niet hijzelf. De verklaring van [betrokkene 1], die op 20 april 2012 was ondertekend, werd als bijlage bij de aanvraag gevoegd. In deze verklaring gaf [betrokkene 1] aan dat hij de vervalsing had gepleegd uit angst om zijn rijbewijs kwijt te raken en dat hij het oneerlijk vond dat zijn broer hiervoor was veroordeeld.

De Hoge Raad oordeelde echter dat de aangevoerde omstandigheid niet voldoende steun bood voor de aanvraag tot herziening. De verklaring van [betrokkene 1] werd niet als overtuigend beschouwd, vooral omdat deze niet in lijn was met eerdere verklaringen die door de politie waren afgelegd. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was, omdat de nieuwe feiten niet het ernstige vermoeden wekten dat, ware deze feiten eerder bekend geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De aanvraag tot herziening werd dan ook afgewezen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van substantiële en overtuigende nieuwe feiten bij een aanvraag tot herziening in het strafrecht. De Hoge Raad bevestigde dat de eerder uitgesproken veroordeling van de aanvrager in stand blijft, en dat de aangevoerde argumenten niet voldoende waren om de herziening te rechtvaardigen.

Uitspraak

9 oktober 2012
Strafkamer
nr. S 12/02375 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 29 april 2010, nummer 22/001561-09, ingediend door mr. J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank 's-Gravenhage van 22 januari 2009 - de aanvrager ter zake van "valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1. Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat - ware dit gegeven bekend geweest - het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2. De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van zo een gegeven. De aanvrager voert daartoe aan dat niet de aanvrager maar zijn broer, [betrokkene 1], de kentekenbewijzen (deel 1A en deel II) van de Mercedes E220CDI, met kenteken [AA-00-BB], heeft vervalst en zich aldus heeft schuldig gemaakt aan het bewezenverklaarde feit.
3.3. Als bijlage is bij de aanvraag gevoegd de handgeschreven en door [betrokkene 1] op 20 april 2012 ondertekende verklaring, inhoudende:
"Hierbij verklaar ik [betrokkene 1], geboren [geboortedatum]-1969 voor de zaak waar mijn broer voor veroordeeld is, is eigenlijk een zaak van mij.
Ik heb dat gedaan in de tijd dat ik bang was dat ik mijn R.D.W. papieren kwijt zou raken, nu ik gehoord heb dat mijn broer die straf heb gehad, vind ik dat oneerlijk tegenover mijn broer, want ik dacht dat hij daar nooit zo voor veroordeeld kon worden papieren micra heb ik vervalst."
3.4. De aangevoerde omstandigheid kan niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 vermeld. De stelling waarop de aanvraag steunt, vindt immers onvoldoende steun in de onder 3.3 weergegeven verklaring. Daarbij wordt in aanmerking genomen:
a. dat de tot het bewijs gebezigde, tegenover de politie afgelegde verklaring van [betrokkene 1] (bewijsmiddel 2) inhoudt dat hij de Mercedes zonder kentekenbewijzen en met winst aan de aanvrager had verkocht, en dat de eveneens tot het bewijs gebezigde, tegenover de politie afgelegde verklaring van de aanvrager (bewijsmiddel 3) inhoudt dat hij de kentekenbewijzen van de desbetreffende Mercedes heeft vervalst;
b. dat de aanvraag niets inhoudt omtrent de reden dat de aanvrager destijds deze (bekennende) verklaring heeft afgelegd;
c. dat, anders dan in de aanvraag wordt betoogd, de onder 3.3 weergegeven verklaring geen ondersteuning oplevert van het door de raadsman van de aanvrager ter terechtzitting in hoger beroep ingenomen standpunt dat de aanvrager de schuld voor zijn broer op zich heeft genomen vanwege financiële motieven en/of vanwege diens gezinssituatie.
3.5. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 9 oktober 2012.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.