ECLI:NL:HR:2012:BX9493

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/03140 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot herziening van een vonnis inzake bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2012 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Rechtbank Utrecht. De aanvrager was veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren wegens bedreiging met zware mishandeling. De aanvraag tot herziening werd ingediend door de aanvrager, geboren in 1969, die stelde dat er nieuwe feiten waren die niet bekend waren tijdens de eerdere rechtszitting. De Hoge Raad heeft de aanvraag beoordeeld aan de hand van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt onder welke voorwaarden herziening mogelijk is.

De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrager in zijn aanvraag niets heeft aangevoerd dat niet al bekend was tijdens de eerdere zitting. De argumenten die de aanvrager naar voren bracht, zoals het ontbreken van getuigen en de ongeloofwaardigheid van een getuigenverklaring, waren reeds eerder door de aanvrager zelf genoemd tijdens de rechtszitting op 5 september 2011. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag tot herziening niet voldeed aan de vereisten van artikel 457 Sv, omdat er geen nieuwe, relevante informatie was die het onderzoek zou hebben beïnvloed.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvraag tot herziening afgewezen, waarmee de eerdere veroordeling van de Rechtbank Utrecht in stand bleef. Dit arrest benadrukt het belang van nieuwe, niet eerder bekende feiten voor een succesvolle aanvraag tot herziening in het strafrecht.

Uitspraak

9 oktober 2012
Strafkamer
nr. S 12/03140 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank Utrecht van 19 september 2011, nummers 16/600525-11 en 16/026825-10 TUL, ingediend door:
[Aanvrager], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Rechtbank heeft de aanvrager ter zake van "bedreiging met zware mishandeling" de maatregel van de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren opgelegd.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Hoge Raad heeft voorts kennisgenomen van alle nadien, tot aan de datum van dit arrest binnengekomen correspondentie met betrekking tot deze aanvraag.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1. Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat - ware dit gegeven bekend geweest - het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2. Hetgeen in de aanvraag wordt aangevoerd, hierop neerkomend dat de aanvrager geen bedreiging heeft geuit, dat er geen getuigen zijn van het tenlastegelegde feit en dat de verklaring van de getuige [getuige] ongeloofwaardig is, heeft de aanvrager reeds vermeld in zijn op 5 september 2011 ter terechtzitting van de Rechtbank afgelegde verklaring zoals deze is weergegeven in het van die terechtzitting opgemaakte proces-verbaal. In zoverre bevat de aanvraag niets dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was.
3.3. Het overigens in de aanvraag gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op een gegeven als hiervoor onder 3.1 vermeld.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 9 oktober 2012.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.