ECLI:NL:HR:2012:BX9518
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Cassatie over overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht met betrekking tot openbare orde en hinderlijk gedrag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Utrecht, specifiek van het verstoren van de openbare orde door zich hinderlijk te gedragen op de openbare weg. De feiten betroffen incidenten op 31 augustus en 4 september 2007, waarbij de verdachte zich in het openbaar had opgehouden met het gebruik van verdovende middelen en deel uitmaakte van een groep die hinder veroorzaakte voor voorbijgangers.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van feit 1, dat de verdachte zich 'ten aanschouwe van het daar aanwezige publiek' had gedragen, niet voldoende was gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak voor zover deze betrekking had op de bewezenverklaring van feit 1, maar verwierp het beroep voor het overige. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling van het onder 1 tenlastegelegde feit.
De Hoge Raad benadrukte dat de opvatting dat artikel 10.1 van de APV Utrecht alleen van toepassing is indien aanwijsbare weggebruikers of bewoners kennis hebben genomen van de gedragingen, niet volgt uit de tekst of toelichting van de bepaling. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring van feit 2, dat de verdachte zich hinderlijk had gedragen in een groep van harddrugsgebruikers, wel toereikend was gemotiveerd. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de APV en de beoordeling van hinderlijk gedrag in het openbaar.