ECLI:NL:HR:2012:BX9531
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 30 september 2010 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1984, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. A.J.M. Bommer. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 13 november 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep in cassatie werd behandeld.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Het viel op dat er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Ondanks deze overschrijding, en de opgelegde taakstraf van vijf uren, subsidiair twee dagen hechtenis, besloot de Hoge Raad geen rechtsgevolg te verbinden aan de overschrijding van de redelijke termijn.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.