ECLI:NL:HR:2012:BX9570

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00924
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • N. Jörg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over overschrijding van de redelijke termijn in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1951, had beroep in cassatie ingesteld via zijn advocaat mr. A.M. Moszkowicz. De zaak betrof de vraag of de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. De Hoge Raad oordeelde dat in cassatie niet voor het eerst kon worden geklaagd over de overschrijding van deze termijn. De advocaat-generaal Machielse had geconcludeerd tot verlaging van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De opgelegde taakstraf werd verminderd tot 171 uren, met een subsidiaire hechtenis van 85 dagen. De overige klachten van de verdachte werden verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, omdat de redelijke termijn niet eerder was ingeroepen tijdens de procedure in hoger beroep. Dit betekende dat het Hof niet verplicht was om te onderzoeken of er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van tijdige klachten over de redelijke termijn in strafprocedures en bevestigt dat de Hoge Raad niet kan ingaan op klachten die niet eerder zijn aangevoerd. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, vooral in het kader van de waarborgen die het EVRM biedt aan verdachten in strafzaken.

Uitspraak

13 november 2012
Strafkamer
nr. S 11/00924
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 februari 2011, nummer 23/002363-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld namens de verdachte. Namens deze heeft mr. A.M. Moszkowicz, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verlaging van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
1.2. Mr. A.M.J. Comans, advocaat te Amsterdam, heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1. Het middel klaagt ten eerste dat de redelijke termijn is overschreden omdat de gehele procedure te veel tijd in beslag heeft genomen.
3.2. In aanmerking genomen dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de verdachte aldaar is verschenen en werd bijgestaan door een raadsman doch niet blijkt dat door of namens de verdachte aldaar is aangevoerd dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden, was het Hof niet gehouden te doen blijken dat het heeft onderzocht of een zodanige overschrijding heeft plaatsgehad en kan daarover niet met vrucht voor het eerst in cassatie worden geklaagd.
3.3. Het middel faalt in zoverre.
3.4. Het middel klaagt ten tweede dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.5. Deze klacht is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 171 uren, subsidiair 85 dagen hechtenis, bedraagt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 13 november 2012.