ECLI:NL:HR:2012:BX9580

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01188
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • N. Jörg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 24 februari 2011 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1953. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 44,5 gram cocaïne op 3 juli 2007 in Amsterdam. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de advocaat van de verdachte, mr. K.A. Krikke, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de beslissingen over feit 2 en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend met betrekking tot de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne niet voldoende was gemotiveerd, en dat de bestreden uitspraak niet voldeed aan de eisen van de wet. De overige middelen konden niet tot cassatie leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden.

Het arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en is uitgesproken op 13 november 2012.

Uitspraak

13 november 2012
Strafkamer
nr. S 11/01188
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 februari 2011, nummer 23/002548-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld namens de verdachte. Namens deze heeft mr. K.A. Krikke, advocaat te Amersfoort, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het betreft de beslissingen over feit 2 en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het vierde middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van het onder 2 bewezenverklaarde feit, in het bijzonder over het bewezenverklaarde opzet op het aanwezig hebben van cocaïne.
2.2.1. Ten laste van de verdachte heeft het Hof onder 2 bewezenverklaard dat:
"zij op 3 juli 2007 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 44,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6.3 zijn weergegeven.
2.3. Aangezien de bewezenverklaring, in het bijzonder voor zover deze inhoudt dat de verdachte als medepleger de cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 13 november 2012.