ECLI:NL:HR:2012:BX9941
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- G. de Groot
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskostenvergoeding in belastingzaken met toepassing van de factor 1,5
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende belastingaanslagen en de daarbij behorende proceskostenvergoeding. De belanghebbende, aangeduid als X te Z, had eerder beroep ingesteld tegen uitspraken van de Inspecteur over navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting voor de jaren 1991 tot en met 2001. De Inspecteur had deze aanslagen gehandhaafd, waarop de belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraken van de Inspecteur en verlaagde de aanslagen en verhogingen, maar de belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard, maar uitsluitend wat betreft de beslissing over de proceskosten. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte de factor 1,5 niet had toegepast bij de berekening van de proceskostenvergoeding, zoals voorgeschreven in de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Hoge Raad heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 641,50 en gelast dat de Staat het griffierecht van € 112 vergoedt aan de belanghebbende. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1748 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de toepassing van proceskostenvergoedingen in belastingzaken, en benadrukt het belang van correcte toepassing van de regelgeving omtrent proceskosten. De zaak illustreert ook de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtsgelijkheid en rechtsontwikkeling in het belastingrecht.