ECLI:NL:HR:2012:BY0201
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake overschrijding van de redelijke termijn in de strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, gewezen op 20 april 2010. De verdachte, geboren in 1978, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een eerder vonnis. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. van Rijsbergen en mr. G.J.P.M. Mooren, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Hoge Raad heeft eerder, op 28 augustus 2012, geoordeeld dat het eerste middel faalde, maar dat de Advocaat-Generaal de gelegenheid moest krijgen om zich uit te laten over de overige middelen.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft in zijn aanvullende conclusie aangegeven dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De Hoge Raad heeft de middelen van de verdediging beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is als de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Bij de beoordeling van het derde door mr. Van Rijsbergen voorgestelde middel, dat betrekking heeft op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de termijn inderdaad is overschreden. De Hoge Raad heeft echter besloten dat, gezien de opgelegde gevangenisstraf van drie weken en de mate van overschrijding, er geen rechtsgevolg aan deze constatering verbonden hoeft te worden. De Hoge Raad heeft het beroep uiteindelijk verworpen, en dit arrest is uitgesproken op 20 november 2012.