ECLI:NL:HR:2012:BY0251
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over profijtontneming en rechtszekerheid bij aankondiging ontnemingsvordering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 11/02682 P. Het betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1984, in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De kern van de zaak draait om de vraag of het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de ontnemingsvordering, omdat de officier van justitie zijn voornemen om een ontnemingsvordering aanhangig te maken niet tijdig had kenbaar gemaakt, zoals vereist door artikel 311 van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad herhaalt eerdere uitspraken over de rechtszekerheid en de gevolgen van het niet tijdig aankondigen van een ontnemingsvordering. Het Hof had geoordeeld dat het verzuim van de officier van justitie geen rechtsgevolg diende te hebben, en dat er volstaan kon worden met de constatering van het verzuim. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof, hoewel het verzuim ten onrechte als een vormverzuim werd aangemerkt, geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. De omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de verdachte in hoger beroep was gegaan, leidden de Hoge Raad tot de conclusie dat het belang van de betrokkene slechts in geringe mate was geschaad.
De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van het Hof, waarbij het belang van rechtszekerheid en de omstandigheden van het verzuim in overweging zijn genomen. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor het Openbaar Ministerie om tijdig te communiceren over ontnemingsvorderingen, maar erkent ook dat niet elk verzuim automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid.