ECLI:NL:HR:2012:BY0789
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Rotterdam met betrekking tot een gevangenisstraf voor het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren
Op 23 oktober 2012 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Rotterdam. De aanvrager, geboren in 1972, was op 9 november 2005 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken voor het kopen van goederen met de intentie om zonder volledige betaling de beschikking over die goederen te verzekeren. Na deze veroordeling heeft de aanvrager hoger beroep ingesteld, maar het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft hem op 3 oktober 2006 niet-ontvankelijk verklaard in dat hoger beroep.
De aanvraag tot herziening is ingediend door mr. R.W. de Gruijl, advocaat te Rotterdam. In de aanvraag werd aangevoerd dat de aanvrager ten tijde van de terechtzitting niet langer gedetineerd was, terwijl uit de bijgevoegde Registratiekaart bleek dat hij wel degelijk gedetineerd was. Dit zou volgens de aanvrager moeten leiden tot vrijspraak of een andere straf, omdat de Politierechter geen rekening had gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. Tevens werd betwist dat de dagvaarding in persoon was uitgereikt.
De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld en vastgesteld dat de gronden voor herziening niet voldeden aan de eisen van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde omstandigheden niet konden worden aangemerkt als een nieuw gegeven dat het ernstige vermoeden wekt dat het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De aanvraag werd daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan een aanvraag tot herziening worden gesteld en de noodzaak voor de aanvrager om overtuigend bewijs te leveren dat de eerdere uitspraak onterecht was.