ECLI:NL:HR:2012:BY0839
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de strafoplegging wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1957, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarbij hij was veroordeeld tot veertien jaren gevangenisstraf. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot vermindering van de straf.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd, maar alleen met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de gevangenisstraf verminderd tot dertien jaren en zes maanden. Dit besluit is genomen in het licht van de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de opgelegde straf verminderd moet worden.
De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat er geen gronden zijn voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De beslissing van de Hoge Raad is genomen in aanwezigheid van de vice-president en de raadsheren, en is uitgesproken op de zitting.