ECLI:NL:HR:2012:BY1066

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05160
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot straat- en contactverbod in cassatie

In deze zaak hebben de moeder en de dochter, beiden wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest, gedateerd 30 augustus 2011, bevestigde een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht van 3 december 2010. De moeder en de dochter verzochten om een straat- en contactverbod tegen de man, die ook in deze procedure betrokken was. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat dit geen nadere motivering behoefde, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de moeder en de dochter veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 365,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2012.

Uitspraak

21 december 2012
Eerste Kamer
11/05160
EE/EP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [De moeder],
2. [de dochter],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als enerzijds de moeder en de dochter en anderzijds de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 295954/KG ZA 10-962 van de rechtbank Utrecht van 3 december 2010;
b. de arresten in de zaak 200.078.609 van het gerechtshof te Amsterdam van 8 februari 2011 en 30 augustus 2011.
Het arrest van 30 augustus 2011 van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van 30 augustus 2011 van het hof hebben de moeder en de dochter beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de moeder en de dochter heeft bij brief van 7 november 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de moeder en de dochter in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de man begroot op € 365,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 21 december 2012.