ECLI:NL:HR:2012:BY1217

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01532
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing getuigenverzoek en falende bewijsklacht in cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1979, was in hoger beroep veroordeeld voor een inbraak in een woning te Berkel en Rodenrijs. De verdachte had cassatie ingesteld, waarbij mr. D.E. Wiersum als advocaat optrad. De Advocaat-Generaal Aben concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en vroeg om terugwijzing naar het Hof voor herbehandeling.

De Hoge Raad beoordeelde twee belangrijke punten: de afwijzing van het verzoek om getuigen te horen en de bewijsklacht. Het Hof had het verzoek van de verdediging om de aangever van de inbraak te horen afgewezen, omdat het Hof van mening was dat de verdachte niet in zijn verdediging werd geschaad door het ontbreken van dit verhoor. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof dit verzoek toereikend had gemotiveerd, gezien de omstandigheden van de zaak en de reeds beschikbare bewijsstukken.

Daarnaast werd de bewezenverklaring van het onder 7 tenlastegelegde door het Hof getoetst. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof de bewezenverklaring op juiste wijze had onderbouwd met de beschikbare bewijsmiddelen. De overige middelen van cassatie werden verworpen, omdat deze niet leidden tot een schending van het recht of tot een andere beslissing. De Hoge Raad verwierp uiteindelijk het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof.

Uitspraak

27 november 2012
Strafkamer
nr. S 11/01532
EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 maart 2011, nummer 22/000634-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 7 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Bewezenverklaring en bewijsmiddelen
2.1. Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte onder 7 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 28 augustus 2008 tot en met 29 augustus 2008 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning aan de [a-straat 1] heeft weggenomen een kluis (met inhoud) en sieraden en zonnebrillen, toebehorende aan [betrokkene 1], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf hebben verschaft door middel van braak, te weten door een poort en raam van die woning te forceren."
2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 5 oktober 2008 van de politie Rotterdam-Rijnmond, met nr. 2008325325-17, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, welk proces-verbaal onder meer inhoudt - zakelijk weergegeven -:
als de op 5 oktober 2008 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
U toont mij foto 5. Die persoon ken ik als [verdachte] junior of kleine [verdachte]. Hij heet [...] met zijn achternaam.
U toont mij foto 8. Die persoon ken ik als ouwe [betrokkene 4].
Opmerking verbalisanten:
De aan de verdachte getoonde foto's komen uit de fotomap MAIN en heeft als documentcode: 0809091010.AMB.
2. Een geschrift, zijnde een fotomap MAIN PL17R2-226/2008, met documentcode 0809091010.AMB. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
De op de respectievelijke foto's afgebeelde personen zijn volledig genaamd:
Foto 5: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats].
Foto 8: [betrokkene 4], geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats].
17. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 2 september 2008 van de politie Rotterdam-Rijnmond, met nr. 2008325236-1, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, welk proces-verbaal onder meer inhoudt - zakelijk weergegeven -
Als de op 29 augustus 2008 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklering van [betrokkene 1]:
Tussen 28 augustus 2008 en 29 augustus 2008 werd op de [a-straat 1] te [plaats] een inbraak in mijn woning gepleegd. De woning was deugdelijk afgesloten. Op 29 augustus 2008 ontdekte ik de inbraak. Aan de zijkant van de woning lag glas op de grond. De ruit was ingeslagen. De dader is de woning kennelijk via een raam binnengegaan. Er zijn sporen van braak. Het slot van de poort was geforceerd en met een schroevendraaier was de sponning van het raam geforceerd. De weggenomen goederen zijn: een kluis met inhoud, zonnebrillen, sieraden en horloges.
18. Een geschrift, zijnde een opgenomen en uitgeluisterd tapgesprek d.d. 30 augustus 2008 te 14.31 uur, sessienr. 118.
Weergave van de inhoud van het gesprek:
[verdachte] jr. (sh) bun [betrokkene 4] sr. (sh)
JR: Weet je wat ik heb gedaan, ik werd gebeld door [betrokkene 3] en die tegen mij luister ik weet iets in Berkel. Ik heb toen de jongens gevraagd en jij was er niet. Ik heb ze gevraagd jongens willen jullie en ze zeiden nee. Ik ben toen gegaan [verdachte] en raad eens wat. Ik (niet verstaanbaar wat hij zegt)....Pak ik een kluis daar. Maar we waren met zijn drieën.
19. Een zaak proces-verbaal [a-straat] d.d. 10 december 2008 van de politie Rotterdam-Rijnmond, met
nr.PL17R2 226/2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, welk proces-verbaal onder meer inhoudt - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Bij onderzoek in het bedrijfsprocessen systeem xpol bleek dat er in de nacht van 28 op 29 augustus slechts 1 inbraak was gepleegd in Berkel en Rodenrijs. Het betrof de inbraak aan de [a-straat 1]."
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof het verzoek van de raadsvrouwe tot het horen van [betrokkene 1] als getuige ontoereikend gemotiveerd heeft afgewezen.
3.2.1. Tot de stukken van het geding behoort een "Appelschriftuur ex artikel 410 Sv" van de raadsvrouwe van de verdachte. Deze houdt, voor zover hier van belang, het navolgende in:
"Als getuige wenst de verdediging de volgende personen te horen:
(...)
- [Betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats], wonende [a-straat 1], [plaats], aangever van feit 7
([a-straat]).
Toelichting:
Cliënt ontkent niet een kluis te hebben ontvreemd in Berkel. Cliënt heeft over de tap verteld dat er € 6000,- in een kluis zit. De aangever van het feit waar cliënt voor veroordeeld wordt spreekt over € 2000,- als inhoud van zijn kluis. De verdediging wenst de aangever vragen te stellen over de inhoud van de kluis nu niet vastgesteld kan worden dat het over dezelfde kluis gaat nu er een verschil is van € 4000,-."
3.2.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 januari 2010 heeft de raadsvrouwe aldaar, ter toelichting op haar bij appelschriftuur gedane verzoek als onder 3.2.1 weergegeven, het volgende aangevoerd:
"[Betrokkene 1] wil ik graag horen in het kader van feit 7. In zijn aangifte verklaart hij dat er 2000 euro in de kluis zat. Mijn cliënt ontkent dat hij in Berkel en Rodenrijs heeft ingebroken. Uit de tapgesprekken blijkt voorts dat mijn cliënt het over een kluis heeft waarin een bedrag van 6000 euro werd aangetroffen. Gezien het aanzienlijke verschil tussen beide bedragen gaat het hier mogelijkerwijs niet om dezelfde kluis. Ik wil [betrokkene 1] hierover vragen stellen."
De Advocaat-Generaal heeft daarop medegedeeld:
"De schriftuur van de raadsvrouw is tijdig ingediend. De verzoeken dienen derhalve te worden beoordeeld aan de hand van het verdedigingscriterium. (...)
Dan [betrokkene 1]. Ik ben van mening dat het horen van deze getuige niet relevant is. Er is op het bewuste tijdstip maar één inbraak in Berkel en Rodenrijs geweest. Of er nu 2000 dan wel 6000 euro in de kluis zat, is dan van geen belang. Mijns inziens kan ook dit verzoek worden afgewezen."
3.2.3. Het Hof heeft in de bestreden uitspraak omtrent dit verzoek het volgende overwogen en beslist:
"Het verzoek tot het horen van de getuige [betrokkene 1] wijst het hof af, aangezien het hof, gelet op de ter zake door de raadsvrouw gegeven motivering enerzijds en de voorhanden processtukken anderzijds, van oordeel is dat de verdachte door het achterwege blijven van een verhoor van deze getuige redelijkerwijs niet in zijn verdediging wordt geschaad."
3.3. 's Hof afwijzende oordeel ten aanzien van het verzoek tot het horen van de reeds bij appelschriftuur opgegeven getuige is toereikend gemotiveerd, mede in aanmerking genomen dat namens de verdachte omtrent de relevantie van het horen van de getuige met het oog op de gestelde mogelijkheid dat de onderhavige kluis niet dezelfde is als de door de verdachte te Berkel ontvreemde kluis niet méér is aangevoerd dan hiervoor is weergegeven.
3.4. Het middel faalt.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel komt op tegen de bewezenverklaring door het Hof van het onder 7 tenlastegelegde.
4.2. Aangezien het Hof de bewezenverklaring onder 7, voor zover inhoudende dat het de verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen het strafbare feit heeft gepleegd, heeft kunnen afleiden uit de inhoud van de door hem gebezigde bewijsmiddelen, is deze naar de eis der wet met redenen omkleed.
4.3. Het middel faalt.
5. Beoordeling van de overige middelen.
De overige middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 27 november 2012.