ECLI:NL:HR:2012:BY1230
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in hoger beroep en eisen aan schriftelijke volmacht van advocaat
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van een verdachte in haar hoger beroep. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere arresten met betrekking tot de eisen waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker moet voldoen om hoger beroep in te stellen. De verdachte was aanwezig tijdens de zitting in hoger beroep, en haar raadsman voerde aan dat hij op korte termijn appel moest instellen, maar geen collega's kon vinden om dit voor hem te doen. Hij stelde dat de machtiging die hij aan de griffier had gegeven voldoende was om het appel in te stellen.
Het Hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, omdat de volmacht niet voldeed aan de eisen die in de jurisprudentie zijn geformuleerd. De Hoge Raad oordeelt echter dat, gezien de aanwezigheid van de verdachte en de verklaringen van de raadsman, de gronden voor de niet-ontvankelijkverklaring niet houdbaar zijn. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de eisen voor volmachten in het strafrecht, vooral in gevallen waarin de verdachte zelf aanwezig is en de raadsman de intentie van de verdachte kan bevestigen. Dit arrest heeft implicaties voor de manier waarop volmachten in hoger beroep worden behandeld en onderstreept het belang van de rechten van de verdachte in het strafproces.