ECLI:NL:HR:2012:BY1383
Hoge Raad
- Cassatie
- C.A. Streefkerk
- M.A. Loth
- G. Snijders
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid cassatieberoep wegens niet-tijdige betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 oktober 2012 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een eindbeschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De vrouw had echter het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan, wat volgens de wet een grond vormt voor niet-ontvankelijkheid in het cassatieberoep. De advocaat van de vrouw had het griffierecht pas na de wettelijke termijn voldaan, wat leidde tot de vraag of de vrouw ontvankelijk was in haar beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat de vrouw niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het griffierecht pas na de uiterste datum was bijgeschreven. De advocaat van de vrouw had aangevoerd dat er een misverstand was ontstaan over de betalingstermijn, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze omstandigheid geen grond vormde voor toepassing van de hardheidsclausule. De Hoge Raad verwees naar de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) die de betalingstermijnen en de gevolgen van niet-tijdige betaling regelen.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan proceskosten, zoals het griffierecht, en de strikte naleving van de wettelijke termijnen. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke reminder voor advocaten en partijen in rechtszaken over de noodzaak om aan alle procesuele vereisten te voldoen om ontvankelijkheid in cassatie te waarborgen.