ECLI:NL:HR:2012:BY2073

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05444 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bewezenverklaring in een verkeerszaak met fatale afloop

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte, geboren in 1965, was betrokken bij een verkeersongeluk op Curaçao op 31 augustus 2008, waarbij een voetgangster, genaamd [slachtoffer], om het leven kwam. De verdachte reed met een snelheid van 113 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 60 km/u was. Het Hof had de verdachte schuldig bevonden aan het veroorzaken van het ongeval door onvoorzichtig rijgedrag. De verdachte stelde echter dat hij niet met die hoge snelheid reed en dat hij de voetgangster niet had gezien totdat het te laat was.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de verklaring van de verdachte op een wijze had weergegeven die niet overeenkwam met de bedoeling van de verdachte. Dit leidde tot de conclusie dat de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet was onderbouwd. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor een nieuwe behandeling van de zaak op basis van het bestaande hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige weergave van verklaringen in het bewijsproces en de noodzaak om de intentie van de verdachte in acht te nemen bij het vaststellen van de feiten.

De uitspraak heeft implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in zaken waar getuigenverklaringen en de interpretatie daarvan cruciaal zijn voor de uitkomst van de zaak. De Hoge Raad bevestigt hiermee dat een juiste en eerlijke beoordeling van verklaringen essentieel is voor een rechtvaardige rechtsgang.

Uitspraak

27 november 2012
Strafkamer
nr. S 11/05444 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 27 september 2011, nummer H 83/2011, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C. Reijntjes-Wendenburg, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de voor het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte heeft gedenatureerd.
2.2.1. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 31 augustus 2008 op het eiland Curaçao als bestuurder van een vierwielig motorrijtuig (autobus, gekentekend [AA-00-BB]) daarmee rijdende over het voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de Weg naar Westpunt (ter hoogte van California Supermarket), terwijl ter plaatse voor hem, verdachte, een maximum snelheid van 60 kilometer per uur gold en aldaar een voetgangster, genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1995) liep (teneinde over te steken) toen en aldaar en gelet op voornoemde omstandigheden zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig te rijden, welk rijgedrag hieruit heeft bestaan dat hij, verdachte toen en aldaar
- met een snelheid van 113 km/uur, althans met (zeer) hoge snelheid heeft gereden en
- de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover deze vrij was
en
- toen zich [slachtoffer] op zijn, verdachtes, weghelft bevond, hij, verdachte zijn snelheid niet, althans niet voldoende heeft aangepast om een botsing met [slachtoffer] te voorkomen en
- niet is uitgeweken om een botsing met [slachtoffer] te voorkomen en
- vervolgens met het door hem, verdacht bestuurde motorrijtuig tegen [slachtoffer] is aangereden,
waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig en [slachtoffer], tengevolge waarvan [slachtoffer] zodanig letsel heeft bekomen dat zij kort na het ongeval is overleden."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de verklaring van de verdachte ter zitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Ik wist dat daar een maximumsnelheid van 60 km p/u geldt. Ik reed harder. U toont mij een tekening van de situatie ter plaatse. Toen ik op een plek ongeveer 80 meter voor de plaats van het ongeval was, zag ik een meisje langs de kant van de weg staan en ik zag dat zij kennelijk wilde oversteken. Ik heb mijn snelheid toen niet geminderd."
2.2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover hier van belang, in als aldaar afgelegde verklaring van de verdachte:
"Ze zeggen dat ik met hoge snelheid reed. Ik reed geen 113 kilometer per uur. Ik reed ongeveer 80 kilometer per uur. Er was geen remspoor, want ik heb niet geremd.
U houdt mij voor dat ter plaatse 60 kilometer per uur mocht worden gereden.
Ik zag het meisje staan toen ik nog ver weg was. Toen ik heel dichtbij haar was, sprong ze voor het busje.
U toont mij een situatieschets. Ik wijs u waar ik was toen ik haar zag, waar ik haar geraakt heb en waar ik gestopt ben. Ik zag haar aan de rand van de weg staan. Ik reed al twintig jaar die route. Ik kwam die dag van huis en ging de kinderen van zondagschool van [A] ophalen. U vraagt waarom ik 80 kilometer per uur reed terwijl ik maar 60 kilometer per uur mocht rijden. Het is een rechte weg. U houdt mij voor dat er wel wat winkels langs de weg zijn. Er is een supermarkt.
U vraagt of ik, toen ik het meisje langs de weg zag, niet dacht of zij misschien de weg over wilde steken. Als zij dat wilde, had ze dat al lang kunnen doen voordat ik dichtbij was. Het is al drie jaar geleden.
Ik weet niet meer precies wat ik dacht. Ik heb geen snelheid geminderd. (...)"
2.4. Door de hiervoor onder 2.2.3 vermelde verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep weer te geven op de wijze als hiervoor onder 2.2.2 is vermeld, heeft het Hof aan die verklaring een wezenlijk andere betekenis gegeven dan de verdachte daaraan kennelijk heeft bedoeld te geven. Dat brengt mee dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
2.5. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van het derde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, Y. Buruma, J. Wortel en N. Jörg, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 27 november 2012.