ECLI:NL:HR:2012:BY2327

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/02576 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake overtreding van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

Op 6 november 2012 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 12/02576 H. De zaak betreft een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Rechtbank Haarlem, sector Kanton, dat op 28 juni 2011 was gewezen. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. K. Beishuizen, was eerder veroordeeld tot twee weken hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden wegens overtreding van artikel 30 lid 2 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De aanvrager had hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, maar het Gerechtshof te Amsterdam verklaarde hem op 29 november 2011 niet-ontvankelijk in het hoger beroep.

In de aanvraag tot herziening werd aangevoerd dat de Kantonrechter, indien hij op de hoogte was geweest van drie veroordelingen in hoger beroep, een lagere straf zou hebben opgelegd. De Hoge Raad oordeelde echter dat de aanvraag niet kon leiden tot herziening. Volgens artikel 457, eerste lid aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering moet onder "een minder zware strafbepaling" worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. Dit sluit de mogelijkheid uit dat de rechter een andere (minder zware) sanctie oplegt.

De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en wees deze af. De uitspraak benadrukt het belang van de voorwaarden waaronder herziening kan plaatsvinden en verduidelijkt de interpretatie van de term "minder zware strafbepaling" in het kader van het strafrecht.

Uitspraak

6 november 2012
Strafkamer
nr. S 12/02576 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank Haarlem, sector Kanton, locatie Zaandam, van 28 juni 2011, nummer 96/279180-10, ingediend door mr. K. Beishuizen, advocaat te Haarlem, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van het bepaalde in artikel 30 lid 2 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen" bij verstek veroordeeld tot twee weken hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
Tegen deze uitspraak heeft de aanvrager hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 29 november 2011 de aanvrager niet-ontvankelijk in het hoger beroep verklaard.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1. Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2. In de aanvraag wordt aangevoerd dat, indien de Kantonrechter zou hebben kennisgenomen van drie in de aanvraag genoemde veroordelingen in hoger beroep, deze geen, althans een lagere straf aan de aanvrager zou hebben opgelegd.
3.3. De aanvraag kan niet tot herziening leiden. Onder "een minder zware strafbepaling" in de zin van art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. Daaronder valt niet de oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie.
3.4. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 6 november 2012.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.