ECLI:NL:HR:2012:BY3914

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/03188 U
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in uitleveringszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieberoep dat was ingesteld door de opgeëiste persoon in een uitleveringszaak. De zaak betreft een verzoek tot uitlevering van het koninkrijk Noorwegen voor een persoon die geboren is in 1974. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Utrecht van 21 juni 2012, met nummer 16/700617-12. De opgeëiste persoon heeft zijn cassatieberoep ingesteld via zijn advocaat, mr. J.J.D. van Doleweerd, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De schriftuur met deze middelen is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit.

De Advocaat-Generaal Vegter heeft in zijn schriftelijke standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk kan worden verklaard op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft vervolgens beoordeeld of de aangevoerde klachten voldoende zijn om het cassatieberoep te rechtvaardigen. De Hoge Raad kwam tot de conclusie dat de klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.

Op basis van deze overwegingen heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

20 november 2012
Strafkamer
nr. S 12/03188 U
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Utrecht van 21 juni 2012, nummer 16/700617-12, op een verzoek van het koninkrijk Noorwegen tot uitlevering van:
[De opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft mr. J.J.D. van Doleweerd, advocaat te Amersfoort bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2012.