ECLI:NL:HR:2012:BY3961
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak administratieve rechter; niet-ontvankelijkheid op basis van art. 78 RO
In deze zaak heeft [verzoeker] cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, sector bestuursrecht, die op 20 augustus 2007 is gedaan. De Hoge Raad verwijst naar deze uitspraak en stelt vast dat de Minister van Buitenlandse Zaken niet is verschenen en geen verweerschrift heeft ingediend. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep. De Hoge Raad overweegt dat op grond van artikel 78 lid 2 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO) geen kennis wordt genomen van cassatieberoepen tegen uitspraken van rechtbanken in zaken waarvan zij als administratieve rechter kennis hebben genomen. Er is geen wettelijke bepaling die een uitzondering op deze regel maakt voor de onderhavige zaak, die betrekking heeft op de toekenning van sociale voorzieningen uit hoofde van het dienstverband van [verzoeker]'s vader bij het voormalig Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. De Hoge Raad wijst erop dat het Reglement van inwendige dienst van de Hoge Raad geen bevoegdheid schept, maar enkel regelt welke kamer de zaak behandelt. Gelet op deze overwegingen verklaart de Hoge Raad [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.