ECLI:NL:HR:2012:BY3977

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/04343
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak administratieve rechter; niet-ontvankelijkheid op basis van art. 78 RO

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van [verzoeker] tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, sector bestuursrecht. De rechtbank had op 27 oktober 2010 een uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van sociale voorzieningen, gerelateerd aan het dienstverband van [verzoeker]'s grootvader bij het voormalig Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat [verzoeker] beroep in cassatie heeft ingesteld tegen deze uitspraak. De Minister van Buitenlandse Zaken, als verweerder, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard moest worden. Dit is gebaseerd op artikel 78 lid 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad geen kennis neemt van cassatieberoepen tegen uitspraken van rechtbanken in zaken waarvan zij als administratieve rechter kennis nemen. De Hoge Raad overweegt dat er geen wettelijke bepaling is die een uitzondering op deze regel maakt voor de onderhavige zaak.

De Hoge Raad concludeert dat het Reglement van inwendige dienst van de Hoge Raad geen bevoegdheid schept voor cassatie, maar enkel regelt welke kamer de zaak behandelt. Gezien deze overwegingen verklaart de Hoge Raad [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep, wat betekent dat het cassatieberoep niet in behandeling wordt genomen.

Uitspraak

23 november 2012
Eerste Kamer
12/04343
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
t e g e n
DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en de Minister.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de uitspraak in de zaak AWB 09/3732 AW van de rechtbank Amsterdam van 27 oktober 2010.
De uitspraak van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep in cassatie.
[Verzoeker] heeft bij brief van 19 oktober 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
[Verzoeker] heeft beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, sector bestuursrecht.
Het betreft hier een uitspraak in een zaak waarvan de rechtbank als administratieve rechter heeft kennis genomen.
Op grond van art. 78 lid 2 RO neemt de Hoge Raad geen kennis van het beroep in cassatie dat is ingesteld tegen uitspraken van de rechtbanken in zaken waarvan zij als administratieve rechter kennis nemen. Weliswaar maakt art. 78 lid 4 RO hierop een uitzondering 'voorzover dit bij wet is bepaald', maar er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, sector bestuursrecht, als de onderhavige, die is gedaan in een geschil betreffende de toekenning van sociale voorzieningen uit hoofde van het dienstverband van [verzoeker]'s grootvader bij het voormalig Koninklijk Nederlands-Indisch Leger.
Anders dan [verzoeker] aanvoert, schept het Reglement van inwendige dienst van de Hoge Raad geen bevoegdheid, maar bepaalt het uitsluitend welke kamer van de Hoge Raad de zaak behandelt.
[Verzoeker] is derhalve niet-ontvankelijk in zijn beroep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 23 november 2012.