ECLI:NL:HR:2012:BY3977
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak administratieve rechter; niet-ontvankelijkheid op basis van art. 78 RO
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van [verzoeker] tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, sector bestuursrecht. De rechtbank had op 27 oktober 2010 een uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van sociale voorzieningen, gerelateerd aan het dienstverband van [verzoeker]'s grootvader bij het voormalig Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat [verzoeker] beroep in cassatie heeft ingesteld tegen deze uitspraak. De Minister van Buitenlandse Zaken, als verweerder, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard moest worden. Dit is gebaseerd op artikel 78 lid 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad geen kennis neemt van cassatieberoepen tegen uitspraken van rechtbanken in zaken waarvan zij als administratieve rechter kennis nemen. De Hoge Raad overweegt dat er geen wettelijke bepaling is die een uitzondering op deze regel maakt voor de onderhavige zaak.
De Hoge Raad concludeert dat het Reglement van inwendige dienst van de Hoge Raad geen bevoegdheid schept voor cassatie, maar enkel regelt welke kamer de zaak behandelt. Gezien deze overwegingen verklaart de Hoge Raad [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep, wat betekent dat het cassatieberoep niet in behandeling wordt genomen.